This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
2. Hoe komen we aan onze spullen?
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, schrift en pen alvast op tafel
Leg je iPad dicht op tafel
Slide 1 - Slide
Doelen
Vorige les geleerd:
- Welke sectoren er zijn in werk
- Welke productiemiddelen er zijn
Deze les leren we:
- Welke stoffen we uit de natuur halen voor onze spullen
- Hoe arbeid en kapitaal worden gebruikt om spullen te produceren
Slide 2 - Slide
In welke sector werkt iemand die een vissersboot heeft?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
Slide 3 - Quiz
Voor een product heb je natuur, arbeid, en kapitaal nodig. Wat is een voorbeeld van kapitaal?
A
Hout
B
Water
C
Machines
D
Een werknemer
Slide 4 - Quiz
De dwergen in Sneeuwwitje haalden diamanten uit een mijn. In welke sector werken zij?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
Slide 5 - Quiz
Planning
- Klassikale uitleg: grondstoffen, gebruik van arbeid en kapitaal
- Zelfstandig werken: opdrachten in deze LessonUp
- Samen afsluiten: uitleg opdrachtje bij productiemiddelen
Slide 6 - Slide
Grondstoffen zijn dingen die we uit de natuur halen, en waarmee we in een fabriek andere producten maken.
Welke grondstof zie je hier?
Welke producten kan je hiermee maken?
Slide 7 - Slide
In de primaire sector worden ruwe grondstoffen (ruw = nog niet bewerkt) uit de natuur gehaald. Denk aan wol, graan, en kolen.
Iets dat we uit de grond halen, noemen we een delfstof.
(Delven betekent graven)
Slide 8 - Slide
Welk van deze voorbeelden is een delfstof?
A
B
C
D
Slide 9 - Quiz
Delfstoffen komen vaak uit mijnen.
Bv. goud in de tijd van de Goldrush.
Als je aan de oppervlakte naar delfstoffen graaft, heet het dagbouw (je hebt daglicht).
Als je diepere tunnels graaft, heet het schachtbouw (schacht = tunnel).
Slide 10 - Slide
Doen deze dwergen aan dagbouw of schachtbouw?
A
Dagbouw
B
Schachtbouw
Slide 11 - Quiz
Waarom al die moeite?
Om spullen te produceren!
In fabrieken worden de grondstoffen bruikbaar gemaakt. Van ijzererts maken ze stalen platen (een halffabricaat, half gemaakt), en van die platen maken ze weer auto's (een eindproduct).
Slide 12 - Slide
Voor dat produceren heb je nodig:
- Arbeid (mensen die werk doen)
- Kapitaal (machines, gebouwen enz)
Als je veel arbeid nodig hebt, dan noemen we dat arbeidsintensief. Als je weinig arbeid nodig hebt arbeidsextensief.
Voor kapitaal geldt hetzelfde.
Slide 13 - Slide
Dit hebben we geleerd:
- Je weet wat grondstoffen en delfstoffen zijn
- Je weet welke soorten mijnbouw we kennen
- Je weet wat een halffabricaat is
- Je kan vertellen wanneer iets arbeidsintensief of arbeidsextensief is
Slide 14 - Slide
Aan de slag
Maak: de opgaven in deze LessonUp.
Hoe? In je schrift. Gebruik je basisboek (B195 en B196) bij de opdrachten.
Met wie? Je mag samenwerken met je buur.
Vragen? Als je de opdrachten lastig vindt, maken we er eentje samen.
Klaar? Noteer in je schrift de leerdoelen van deze les en schrijf de antwoorden/uitwerkingen erbij.
Tot hoe laat? 10 minuten voor het einde van de les.
Slide 15 - Slide
Zelf aan de slag met produceren
Doel: je krijgt een beeld bij de begrippen die je hebt geleerd over grondstoffen en productie.
Hoe? Een opdracht in Minecraft. Je maakt screenshots en werkt de opdracht uit in Word/PowerPoint/een ander programma dat werkt.
Met wie? Iedereen maakt het voor zichzelf.
Wanneer? Tot het eind van deze les, en onder de volgende les.
Slide 16 - Slide
Opdracht 1
Lees B195.
a. Leg in eigen woorden het verschil uit tussen ruwe grondstoffen en delfstoffen.
b. Wat zijn halffabricaten?
c. In welke sector worden van grondstoffen en delfstoffen producten zoals halffabricaten gemaakt? Kies uit: primaire sector - secundaire sector - tertiaire sector - quartaire sector
Slide 17 - Slide
Opdracht 1
a. Leg het verschil uit tussen ruwe grondstoffen en delfstoffen.
Ruwe grondstoffen zijn stoffen die we uit de natuur halen, die nog niet zijn bewerkt. Het zijn alleen delfstoffen als we ze uit de grond hebben gehaald.
b. Wat zijn halffabricaten?
Als we een grondstof hebben bewerkt tot iets bruikbaars, maar het is nog geen eindproduct, dan is het een halffabricaat.
c. In welke sector worden van grondstoffen en delfstoffen producten zoals halffabricaten gemaakt? In de secundaire sector.
Slide 18 - Slide
Opdracht 2
Lees B195.
a. Wat wordt er bedoeld met een dagbouwmijn?
b. Noem een andere vorm van mijnbouw.
c. In welke sector ben je werkzaam als je in een mijn werkt?
Slide 19 - Slide
Opdracht 2
a. Wat wordt er bedoeld met een dagbouwmijn?
Een mijn waar je aan de oppervlakte naar delfstoffen graaft.
b. Noem een andere vorm van mijnbouw.
Schachtmijnbouw - dan ga je dieper de grond in.
c. In welke sector ben je werkzaam als je in een mijn werkt?
Je haalt bij mijnbouw stoffen uit de natuur - dat is de primaire sector.
Slide 20 - Slide
Opdracht 3
In deze opdracht vergelijk je de inkomens van een land met de sectoren waarin mensen werken. Gebruik de tabellen op de volgende slide.
a. Bekijk tabel 1. In welk land verdienen mensen gemiddeld het meeste geld?
b. In welk land verdienen mensen gemiddeld het minste geld?
c. Bekijk tabel 2. Noteer de landen uit de tabel onder elkaar in je schrift. Zet achter elk land welke sector in dat land het grootste is.
Slide 21 - Slide
Opdracht 3
a. Bekijk tabel 1. In welk land verdienen mensen gemiddeld het meeste geld?
In Duitsland.
b. In welk land verdienen mensen gemiddeld het minste geld?
In Zimbabwe
c. Bekijk tabel 2. Noteer de landen uit de tabel onder elkaar in je schrift. Zet achter elk land welke sector in dat land het grootste is.
Canada - tertiaire sector
Mexico - tertiaire sector
Duitsland - tertiaire sector
Thailand - primaire sector
Zimbabwe - primaire sector
Slide 22 - Slide
Tabel 2: verdeling van de beroepsbevolking over de drie sectoren.
Tabel 1: gemiddeld inkomen per persoon in dollars.
Slide 23 - Slide
Opdracht 4
Het gemiddelde inkomen en het aantal mensen dat werkt in de tertiaire sector, hebben iets met elkaar te maken. Als twee dingen met elkaar te maken hebben, noemen we het een verband.
Schrijf het verband op tussen het inkomenvan mensen in een land en het aantal mensen dat werkt in de tertiaire sector. Doe dit met een hoe..-hoe..zin:
Hoe hoger/lager het gemiddelde inkomen, hoe meer/minder mensen in de tertiaire sector werken.
Schrijf deze hele zin over met de juiste woorden in de zin.
Slide 24 - Slide
Opdracht 4
d. Schrijf het verband op tussen het inkomen van mensen in een land en het aantal mensen dat werkt in de tertiaire sector. Doe dit met een hoe..-hoe..zin:
Hoe hoger het gemiddelde inkomen, hoe meer mensen in de tertiaire sector werken.
OF
Hoe lager het gemiddelde inkomen, hoe minder mensen in de tertiaire sector werken.
In de rijke landen werken veel mensen in de tertiaire (diensten) sector.
In de arme landen van de wereld werken veel mensen in de landbouw (de primaire sector).