Verkoop/Retail - Kassa

Kassa
Verkoop en Winkel 

1 / 30
next
Slide 1: Slide
ProjectlesMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Kassa
Verkoop en Winkel 

Slide 1 - Slide

Wat moet een kassière/caissière kunnen?

Slide 2 - Mind map

De kassamedewerker
"De winkelmedewerker is het visitekaartje van de winkel"

Klantvriendelijk én klantgericht!


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Soorten kassa's
- Kassa met barcodescanning
- Kassa met handmatige bediening
- Kassa met weegschaal

Slide 5 - Slide

Soorten kassa's

Slide 6 - Slide

Belangrijke kassa-informatie
- Omzet
- Kosten
- Winst

Slide 7 - Slide

Wat is omzet?

Slide 8 - Open question

Wat is winst?

Slide 9 - Open question

Winst?
Omzet = totaal aan geld dat er in de winkel binnenkomt met het verkopen van producten 
Kosten = alle dingen die de winkel moet betalen om producten te kunnen verkopen
Winst = wat er overblijft als de alle kosten van de omzet zijn afgehaald.
Omzet - Kosten = Winst


Slide 10 - Slide

Welke stappen doorloop je bij het afrekenen aan de kassa?
(als kassamedewerker)

Slide 11 - Mind map

Afrekenen bij de kassa
5 Stappen
1. Begroeten van de klant
2.Helpen van de klant
3. Bedienen van de kassa
4. Afrekenen 
5. Afronden en afscheid nemen

Slide 12 - Slide

1. Begroeten
"Goedemiddag"
"Heeft u alles kunnen vinden"

Slide 13 - Slide

2. Helpen van de klant
"Heeft u nog vragen over het product?"
"Heeft u een klantenkaart?"
"Is het een cadeau?"
Bijverkoop

Slide 14 - Slide

3. Bedienen van de kassa
- Alle producenten invoeren (logische volgorde) 
- Check de prijs
- Legt de klant alle producten bij de kassa?

Slide 15 - Slide

4. Afrekenen
- Contant
- Pinnen met bankpas
- Contactloos pinnen met bankpas
- Betalen via app

Slide 16 - Slide

5. Afronden en afscheid
"Wilt u spaarzegels?"
"De kassabon is uw garantiebewijs"
"Veel plezier met uw aankoop en een fijne dag!"

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Wisselgeld teruggeven
-Doortelmethode = je telt van het bedrag dat de klant moet betalen naar het bedrag dat de klant heeft gegeven
17,95 --> 20,00
0,05 (=18,00) + 2,00 (=20,00) 
-Leg het briefgeld niet meteen in de kassa


Slide 20 - Slide

Afronden
- Je kijkt naar het laatste getal van het totaal geldbedrag
- Wanneer je contant iets gaat afrekenen wordt het totaalbedrag afgerond op 0 of 5.
- 1, 2, 8 en 9 worden afgerond op 0.
- 3, 4, 6 en 7 worden afgerond op 5
- 1 flesje cola van 0,99 cent = 1,00 euro
- 4 flesjes cola van 0,99 cent? = ??

Slide 21 - Slide

Omruilen / retourneren
-Ruilen = ander product
-Retourneren = geld terug
-Regels?

Slide 22 - Slide

Wat is garantie?

Slide 23 - Open question

Garantie
Garantie betekent dat de verkoper belooft dat het product goed werkt én goed blijft (als het goed gebruikt wordt...). Als het toch stuk gaat wordt het gerepareerd of krijg je een nieuwe.

Kassabon  = (vaak) garantiebewijs

Slide 24 - Slide

Echt of vals geld?
Echtheidskenmerken
- Voelbare inkt
- Watermerk
- Kantelen
- UV-lamp

Slide 25 - Slide

Aan de slag!
Groep 1: Oefen zelfstandig met geldrekenen. 

Groep 2: Oefen in tweetallen met wisselgeld.
(opdracht 6.27, 6.28 en 6.29)

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide