Overal NASK 1-2 HV 3.3 faseovergangen

• Science
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

3.3 faseovergangen

Je leert:

• Hoe stoffen veranderen als de temperatuur verandert.
• de verschillende fasen van een stof
• de verschillende faseovergangen
• kookpunt en smeltpunt

Je ziet een bevroren waterval.

Hoe kan stromend water bevriezen?

Wat gebeurt er als het water gaat smelten?

 

Fasen

Vaste fase

Kenmerken van een vaste stof zijn:

Een vaste stof heeft een eigen vorm

Een vaste stof kan niet worden samengeperst.

Voorbeelden van vaste stoffen;

Steen, plastic, ijzer, hout.

Fasen

Vloeibare fase

Kenmerken van een vloeistof zijn:

Een vloeistof heeft geen eigen vorm

Een vloeistof heeft een horizontaal oppervlak

Een vloeistof kan niet worden samengeperst.

Voorbeelden van vloeistoffen: 

water, benzine, alkohol, azijn.

Fasen

Gasfase.

Kenmerken van een gas zijn:

Een gas heeft geen eigen vorm

Een gas kun je samen persen. 

Een gas verspreidt zich door de ruimte waar het inzit.

Voorbeelden van gassen; 

Aardgas, zuurstof, CO2, chloorgas, stikstof. 

In welke fase bevindt zich een stof die je kunt samenpersen.

1. vast
2. vloeibaar
3. gas
4. vast en vloeibaar

In welke fase heeft de stof een eigen vorm en volume

1. vast
2. vloeibaar
3. gas
4. vast en gas

In welke fase verspreidt een stof zich door de hele ruimte.

1. vast
2. vloeibaar
3. gas
4. gas en vloeibaar

In welke fase heeft een stof geen eigen vorm en volume

1. vast
2. vloeibaar
3. gas
4. gas en vloeibaar

Smelten

een vaste stof wordt vloeibaar.

voorbeeld: in de zon smelt een

                        ijsje.

Stollen

een vloeibare stof wordt vast.

voorbeeld: Het kaarsvet druipt van een kaars en wordt hard op de tafel.

verdampen

een vloeibare stof wordt gasvormig.

voorbeeld: een fles terpetine zonder dop stinkt. De vloeibare terpetine verdampt.

Condenseren

een gasvormige stof wordt vloeibaar

voorbeeld: Een bril die beslaat als je op een koude dag van buiten naar binnen loopt.

Waterdamp uit de lucht op het koude glas veranderd in vloeibaar water

Rijpen

een gasvormige stof wordt vast.

voorbeeld: Op een heel koud raam kunnen in de winter ijsbloemen ontstaan.

Sublimeren

een vaste stof wordt gasvormig.

voorbeeld: Bij erg droog weer kan ijs in strenge winters direct waterdamp worden zonder eerst te smelten.

Hoeveel vormen kan water hebben?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

De overgang van vloeibaar water naar water in de vorm van gas, noemen we ...

1. Verdamping
2. Condensatie
3. Smelten
4. Stollen

De spiegel in de badkamer beslaat, dit is ...

1. Stollen
2. Smelten
3. Verdampen
4. Condenseren

Waterdamp is ...

1. Zichtbaar
2. Onzichtbaar

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Bij welke faseovergang gaat een stof van vloeibaar (l) naar gas (g)

1. Smelten
2. Verdampen
3. Condenseren
4. Stollen

Kookpunt

• De temperatuur waarbij een stof van de vloeibare fase naar de gas fase gaat heet het kookpunt.
  
• De faseovergang van een stof vindt in de open lucht  altijd bij dezelfe temperatuur plaats.
• Tijdens de faseovergang blijft de temperatuur gelijk.
• Het kookpunt van water is 100°C 

Smeltpunt

• Als een stof van de vaste fase over gaat naar de vloeibare fase noem je dat smelten.
  
• De temperatuur waarbij dat gebeurt noem je het smeltpunt.
• Het smeltpunt van water is 0°C.
  
• Elke stof heeft een eigen smeltpunt, dit is dus ook een stofeigenschap.
  

Graden celcius

In Europa gebruiken wij de graad celcius genoemd naar de Zweed Anders Celcius. Hij maakte een schaalverdeling van 0 tot 100 graden.

          Smeltpunt van water (0°C)             kookpunt van water(100°C)

Smeltdiagram van water

Tijdens het smelten (0°C)

en koken (100°C) van  water blijft de temperatuur gelijk.

Smeltdiagram van water

Een stof is vast als de temperatuur ervan onder het smeltpunt zit.

Een stof is vloeibaar als de temperatuur tussen het smeltpunt en kookpunt zit.

Een stof is gasvormig als de temperatuur boven het kookpunt zit.

Welke fase heeft water als het 65°C is?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas

Welke fase heeft water als het 105°C is?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas

huiswerk

Lees paragraaf 3.3 faseovergangen  

 maak de vragen  van 3.3