Oefenles evolutie

Evolutie
Oefenles ter voorbereiding op de toets
1 / 54
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Evolutie
Oefenles ter voorbereiding op de toets

Slide 1 - Slide

Noem zoveel mogelijk begrippen die met het thema evolutie te maken hebben

Slide 2 - Mind map

Wat moet je kennen?
  • Principe van evolutie en natuurlijke selectie 
  • Binaire naamgeving
  • Stambomen aflezen
  • Argumenten voor evolutie
  • Verschillende typen isolatie
  • Genfrequentie/allelfrequentie

Slide 3 - Slide

Wat moet je kunnen?
  • Stambomen aflezen
  • Principe van evolutie toepassen in context
  • Grafieken aflezen 
  • Conclusies trekken aan de hand van grafieken
Uitleggen hoe genetische variatie bijdraagt aan de overlevingskans van een soort
  • Uitleggen hoe het gebrek aan genetische variatie bijdraagt aan een vergrote kans op uitsterven.

Slide 4 - Slide

Wat betekent het woord 'evolutie' als we dit in de biologie gebruiken?
En wat betekent natuurlijke selectie?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Ernst Haeckel
Ernst Haeckel (1834-1919) was een Duitse bioloog. Op de dag dat 
hij een belangrijke onderscheiding kreeg, stierf zijn jonge vrouw 
Anna Sethe (afbeelding boven) aan een koortsaanval. Haeckel was 
ontroostbaar. Een jaar later ontdekte hij een nieuwe kwallensoort 
(afbeelding onder). Hij schreef: 'Deze soort is een van de meest fraaie 
onder de holtedieren. Haar tentakels hangen als de blonde haren 
van een prinses. Ik noem deze soort ter nagedachtenis naar mijn 
onvergetelijke vrouw, Anna Sethe.

Slide 10 - Slide

Heckel vernoemde de soort naar zijn vrouw.

Welke binaire naamgeving past hierbij?
A
Annasethe desmonema Haeckel.
B
Desmonema haeckel Annasethe.
C
Desmonema annasethe Haeckel.
D
Haeckel desmonema Annasethe.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

3p In het gebied waar de struik vlieëbos voorkomt ontstaan elk jaar bosbranden. De struik kan dit overleven doordat het onderste gedeelte van de stam zich onder de grond bevindt. Andere soorten, zoals de waboom, overleven doordat ze een dikke schors hebben. Leg uit hoe de waboom in de loop van evolutie een steeds dikkere schors heeft gekregen.

Slide 18 - Open question

Lees onderstaande bron
Het lijkt erop dat het ecosysteem in Siberië aan het einde van de laatste ijstijd is overgegaan van een grassteppe naar een toendra.
Onderzoekers in Lapland vonden dat de toendra door een langdurige hoge begrazingsdruk door rendieren veranderde in een meer productieve grasvlakte.
Russische onderzoekers willen in Siberië een soortgelijke invloed aantonen. Zij introduceerden in 1986 kuddes grote grazers op de toendra van Siberië. Zij wilden onderzoeken of grote grazers zoals paarden en bizons al grazend en poepend de grasvlakte weer terug kunnen brengen, zelfs in het barre Siberische klimaat. De eerste resultaten lijken dat idee te bevestigen. Dit experiment moet het uitsterven van de mammoet verklaren met de ecologische graastheorie, die stelt dat de grasvlakte aan het eind van de ijstijd in toendra is veranderd, omdat de kuddes met grote grazers uitstierven. Zonder bemesting en begrazing en bij toegenomen neerslag zou het gras verdwijnen. Door een dikker pak sneeuw in de winter werd het gras voor grazers onbereikbaar. Bejaging gaf de doodsklap.
Met de grazers verdween de grassteppe en zo raakte ook de mammoet in de problemen door voedselgebrek.

Slide 19 - Slide

Noem een lichaamskenmerk van de mammoet en leg uit dat het dier daardoor langer op de steppe in leven kon blijven dan andere grote grazers.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Uitgaande van de eilandtheorie is de biodiversiteit op een groot eiland dat dichtbij het vaste land ligt het grootst.
2p Leg dit uit.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat is niet juist over rudimentaire organen?
A
ze duiden op een gemeenschappelijke voorouder
B
ze hebben geen functie meer
C
ze komen niet of nauwelijks tot ontwikkeling
D
ze ontstaan door genetic drift

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Deze organen hebben hetzelfde bouwplan, maar mogelijk een andere functie
A
rudimentaire organen
B
homologe organen
C
analoge organen
D
recessieve organen

Slide 37 - Quiz

Nog wat vragen...

Slide 38 - Slide

Mammoetsoorten
Er bestaan twee ideeën over de verwantschap van de nu nog levende olifantensoorten met de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius). De ene groep (P) veronderstelt dat het dier het meest verwant is aan de Aziatische olifant (Elephas maximus), de andere groep (Q) ziet vooral de meeste overeenkomsten met de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana).
In de afbeelding is de ontwikkeling van de olifanten weergegeven.

Slide 39 - Slide

De ene groep (P) veronderstelt dat het dier het meest verwant is aan de Aziatische olifant (Elephas maximus), de andere groep (Q) ziet vooral de meeste overeenkomsten met de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana).

Kun je op grond van deze afbeelding zeggen welke groep gelijk heeft?
A
Nee, dat is op grond van deze afbeelding niet te zeggen
B
Ja, groep P heeft gelijk
C
Ja, groep Q heeft gelijk

Slide 40 - Quiz

Menselijke naaktheid
Nadat Charles Darwin zijn boek 'the origin of species' uitbracht werd deze spotprent van hem gemaakt. 

De mens is echter de enige primaat zonder lichaamsbeharing. De oorsprong daarvan is eigenlijk altijd een raadsel gebleven. Er werd zelfs op enig moment gespeculeerd dat de voorouder van de mens in het water leefde.

Slide 41 - Slide

Hoe noemt men in de wetenschap een veronderstelling die nog niet is bevestigd, zoals de gedachte dat menselijke voorouders een tijdje als zeedieren hebben geleefd?

Slide 42 - Open question

– Leg uit waardoor in een zonnig gebied een donkere huidskleur voor de mens voordeel heeft ten opzichte van een lichte huidskleur.

– Leg uit waardoor in datzelfde gebied een donkere huidskleur geen voordeel oplevert voor de chimpansee.

Slide 43 - Open question

Organisme in het bodemslib (gebruik je Binas)

In het slib op de bodem van een ondiepe vijver wordt een organisme gevonden. Bij onderzoek blijkt dat dit organisme geen mitochondriën heeft.

Tot welk rijk kan dit organisme behoren?
A
Alleen tot het rijk der bacteriën.
B
Alleen tot het rijk der planten of tot het rijk der schimmels
C
Alleen tot het rijk der bacteriën of tot het rijk der planten
D
Tot het rijk der bacteriën, tot het rijk der planten, tot het rijk der schimmels of tot het rijk der dieren

Slide 44 - Quiz

Micro-organismen en de mens

Twee leerlingen doen beweringen over toepassingen van micro-organismen bij productieprocessen door de mens.
Jette zegt: 'Bacteriën worden gebruikt bij het maken van wijn.'
Lene zegt: 'Schimmels worden gebruikt bij het maken van brood.'
Wie doet (doen) een juiste bewering?
A
Geen van beide meisjes
B
Alleen Jette
C
Alleen Lene
D
Beide meisjes

Slide 45 - Quiz

Zwemmerseczeem
Zwemmerseczeem is geen eczeem, maar een infectie van (meestal) een of beide voeten. De aandoening wordt veroorzaakt door een parasiet die zich graag nestelt in vochtige huid. Men kan dit eczeem oplopen op plaatsen waar vaak vochtige blote voeten voorkomen, zoals in zwembaden of in gemeenschappelijke douches. Vandaar de naam 'zwemmerseczeem'.
Tot welke groep van organismen hoort de veroorzaker van dit eczeem?
A
Tot de archaea
B
Tot de bacteriën
C
Tot de schimmels
D
Tot de eencellige dieren

Slide 46 - Quiz

Welk verschijnsel wordt hier uitgebeeld?

Slide 47 - Open question

Stamboom van mensachtigen en mensapen
In de afbeelding is een cladogram (stamboom) van mensachtigen en mensapen weergegeven.

Slide 48 - Slide

Met welke letter wordt de laatst levende gemeenschappelijke voorouder van de chimpansee en de mens aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 49 - Quiz

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en het    ..........................       van bestaande soorten
Bij evolutie spelen ..................................   in het genotype een rol. Dit noemen we mutaties.
In elke populatie van een soort kunnen daardoor  ................................     verschillen voorkomen. 
Als de omgeving verandert kan dit handig zijn om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

veranderingen

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 50 - Drag question

Wat wordt bedoeld met "the fittest" bij survival of the fittest?
A
de best aangepaste
B
met de meeste nakomelingen
C
de sterkste
D
de oudste

Slide 51 - Quiz

Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
reproductieve isolatie
B
natuurlijke selectie
C
geslachtelijke voortplanting
D
genetische variatie

Slide 52 - Quiz

Welke is onjuist? de allelfrequentie of genfrequentie kan veranderen door
A
gelijke overlevingskansen
B
genetic drift
C
selectiedruk
D
mutaties

Slide 53 - Quiz

Succes met de verdere voorbereidingen op de toets..
Heb je vragen, stuur me een chatbericht!

Slide 54 - Slide