Formuleren H1 - (foutieve) samentrekkingen

Hoe zat het ook alweer?
Voor- en achterwaartse samentrekkingen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe zat het ook alweer?
Voor- en achterwaartse samentrekkingen

Slide 1 - Slide

keukenstoel en -tafel


A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 2 - Quiz

Herhaling - Samentrekking
  • voorwaartse samentrekking: een antieke lamp en een moderne
  • achterwaartse samentrekking: binnen- en buitenland

Let ook op het streepje!

Slide 3 - Slide

vieze en schone kleren
A
woordniveau
B
woordgroepniveau
C
zinsniveau

Slide 4 - Quiz

Herhaling - Samentrekking
Samentrekking komen voor op drie niveaus:
  • woordniveau: zon- en feestdagen (streepje)
  • woordgroepsniveau: dure auto's en huizen (geen streepje)
  • zinsniveau: Iris volleybalt op zaterdag Peter op zondag.

Slide 5 - Slide

Goede of foutieve samentrekking? 
Samentrekking op zinsniveau: Iris volleybalt op zaterdag Peter op zondag.

Samentrekken mag alleen als aan drie voorwaarden is voldaan:
  • dezelfde functie: zinsdeel, woordsoort
  • dezelfde betekenis:
  • hetzelfde getal: enkelvoud, meervoud

Slide 6 - Slide

Goede of foutieve samentrekking? 
Stap 1: Kijk welke woorden zijn weggelaten 
Stap 2: Bepaal de functie, de betekenis en het getal (enkelvoud of meervoud) van beide 'zinnetjes'
Stap 3: Controleer of dit in beide gevallen hetzelfde is

Mijn les Nederlands was vandaag weer geweldig en zal ik daarom niet snel vergeten.

Slide 7 - Slide

De tentamens werden gisteren teruggegeven maar een tentamen nog achtergehouden.


A
functie
B
getal
C
betekenis

Slide 8 - Quiz

De tentamens werden gisteren teruggegeven maar een tentamen nog achtergehouden.


A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.


A
functie
B
getal
C
betekenis

Slide 10 - Quiz

In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.


A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

De clown trok zijn kleren uit en zich niets van van zijn publiek aan.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

De clown trok zijn kleren uit en zich niets van van zijn publiek aan.
A
functie
B
getal
C
betekenis

Slide 13 - Quiz