Lees eerst de zinnen en daarna nog eens naar het fragment.
Geef van de volgende beweringen aan of ze goed of fout zijn.
1 Lisa’s broer Louis is 11 jaar oud.
2 Lisa heeft dezelfde interesses als Louis.
3 Chantal en Nathan komen uit hetzelfde dorp.
4 Lisa en haar zus Élise slapen in de caravan.
5 Lisa vond de vakantie tegenvallen.