Beoordeling en feedback (betoog)

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Is de vorige advertentie door AI gemaakt of door "de mens"?
A
AI
B
De mens

Slide 2 - Quiz

Waarom vindt je het wel of geen bezwaar dat deze advertentie met AI is gemaakt?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Is de vorige advertentie door AI gemaakt of door "de mens"?
A
AI
B
Mens

Slide 5 - Quiz

Waarom vindt je het wel of geen bezwaar dat deze advertentie met AI is gemaakt?

Slide 6 - Open question

Opdracht betoog:
  • Houd een betoog van minimaal 5 minuten over de stelling "AI maakt het beroep content creator overbodig".
  • Bepaal je standpunt (je bent voor of tegen).
  • Onderbouw je standpunt met 3 sterke argumenten die je uitwerkt met een AUB-tje (Argument, Uitleg, voorBeeld).
  • Pas in je argumenten logos en pathos toe.
  • Zorg voor een sterke opbouw van je betoog (inleiding, kern, slot).
  • Gebruik bij je presentatie een slideshow in Powerpoint, Canva, Prezie, o.i.d.
  • Bonuspunten voor: het toepassen van ethos in je presentatie en/of het gebruiken van een anekdote in je presentatie.

Slide 7 - Slide

Hoe wordt het cijfer bepaald?
Jij bepaalt het cijfer van je medestudenten!!!

Slide 8 - Slide

Beoordeling en feedback (betoog)
Hoe moet je je medestudenten een cijfer geven voor hun betoog?

Hoe moet je medestudenten feedback geven op hun betoog?

Slide 9 - Slide

Wat vind je ervan dat jij het cijfer voor je medestudenten mag bepalen?

Slide 10 - Mind map

Precondities
  • De student betoogt in het Nederlands.
  • Minimaal 80% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.
  • Het betoog is te verstaan.
  • De spreektijd is minimaal 5 minuten

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aspecten
  • Samenhang
  • Afstemming doel
  • Afstemming publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

Slide 13 - Slide

Aspecten
  • Samenhang
  • Afstemming doel
  • Afstemming publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Per aspect krijg je een onvoldoende, een voldoende of een goed

Slide 14 - Slide

Samenhang
Voldoende
  • Complexere verbanden (signaalwoorden)
  • Gedachtengang  is logisch en consequent
  • Correcte verwijzingen (voegwoorden)
  • Fouten mogen voorkomen in complexe verwijzingen



Slide 15 - Slide

Samenhang
Goed
  • Inzichtelijke weergave hoofd- en bijzaken
  • Altijd correcte verwijzingen



Slide 16 - Slide

Afstemming doel
Voldoende
  • Bereikt doel

Goed
  • Bereikt meerdere doelen

Slide 17 - Slide

Afstemming publiek
Voldoende
  • Kiest juiste toon

Goed
  • Houdt contact met publiek

Slide 18 - Slide

Woordenschat en woordgebruik
Voldoende
  • Grote woordenschat 
  • Kan variëren

Goed
  • Zeer grote woordenschat
  • Uitdrukkingen

Slide 19 - Slide

Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Voldoende
  • Verstaanbaar en meestal goede intonatie
  • Normaal tempo
  • Zinnen meestal correct geformuleerd

Goed
  • Kan nadruk leggen door intonatie
  • Zinnen altijd correct geformuleerd

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Samenhang
Onvoldoende
Voldoende
Goed

Slide 22 - Poll

Waarom?

Slide 23 - Open question

Doel
Onvoldoende
Voldoende
Goed

Slide 24 - Poll

Waarom?

Slide 25 - Open question

Publiek
Onvoldoende
Voldoende
Goed

Slide 26 - Poll

Waarom?

Slide 27 - Open question

Woordenschat/-gebruik
Onvoldoende
Voldoende
Goed

Slide 28 - Poll

Waarom?

Slide 29 - Open question

Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing
Onvoldoende
Voldoende
Goed

Slide 30 - Poll

Waarom?

Slide 31 - Open question

Cijfer
  • 5 voldoende = 6
  • 4 voldoende + 1 goed = 6,8
  • 3 voldoende + 2 goed = 7,6
  • 2 voldoende + 3 goed = 8,4
  • 1 voldoende + 4 goed = 9,2
  • 5 goed = 10

Slide 32 - Slide

Cijfer
  • 5 voldoende = 6
  • 4 voldoende + 1 onvoldoende = 5,4
  • 3 voldoende + 2 onvoldoende = 4,6
  • 2 voldoende + 3 onvoldoende = 3,8
  • 1 voldoende + 4 onvoldoende = 3,0
  • 5 onvoldoende = 2,2

Slide 33 - Slide

Cijfer
  • 5 voldoende = 6
  • 4 voldoende + 1 onvoldoende = 5,4
  • 3 voldoende + 2 onvoldoende = 4,6
  • 2 voldoende + 3 onvoldoende = 3,8
  • 1 voldoende + 4 onvoldoende = 3,0
  • 5 onvoldoende = 2,2
Met 1 onvoldoende kun je nooit meer hoger dan een 5,4 halen

Slide 34 - Slide

Welke feedback zou je deze jongen geven?
Wat viel je op?
Wat deed het met je?

Slide 35 - Slide