Het grote taal en cultuurspel

• NT2 hoog
• MBO
• Studiejaar 1

Het grote taal & Cultuurspel.

Contact! 

A1-A2

Hoofdstuk:

1-8.

Nederland is .....

1. een eiland.
2. een koninkrijk.
3. een republiek.

Hoeveel inwoners heeft Nederland?

1. Meer dan 18 miljoen.
2. Minder dan 18 miljoen
3. Precies 18 miljoen.

Wat heeft Nederland meer: inwoners of fietsen?

1. Er zijn evenveel inwoners als fietsen.
2. Er zijn meer fietsen.
3. Er zijn meer inwoners.

Waarover praten Nederlanders als ze over alledaagse dingen praten?

1. Over hondjes en kalfjes.
2. Over hondjes en katjes.
3. Over koetjes en kalfjes.
4. Over koetjes en katjes.

Waar hangt in Nederland de verjaardagskalender meestal?

1. In de keuken.
2. In de woonkamer.
3. In de slaapkamer.
4. Op de wc.

Met welk diploma kun je direct aan de universiteit gaan studeren?

1. Met een havo diploma.
2. Met een vwo diploma.
3. Met een vmbo diploma.

Hoe smaakt een bitterbal?

1. bitter.
2. zoet.
3. hartig.
4. zuur.

Hoe heet het deel van Nederland met de steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht?

1. Holland.
2. De randstad.
3. Het viersteden gebied.

In welk attractiepark zijn alle gebouwen klein?

1. In de Efteling.
2. In Duinrell.
3. In Madurodam.
4. In Slagharen.

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Wat zijn dit?
(gebruik artikel)

Wat zeg je als je 's avonds ergens binnenkomt?

Wat zeg je als je hulp nodig hebt?

Wat zeg je voordat je gaat eten?

Wat zeg je als iemand voor een examen is gezakt?

Wat zeg je als iemand ziek is?

Wat zeg je als iemand overleden is?

Wat zeg je als je niet hebt begrepen wat iemand zegt?

Wat zeg je als iemand een sollicitatiegesprek heeft?

Wat zeg je als je in een winkel een blouse past en hij is te klein?

Wat zeg je als iemand 'Dank je wel.' tegen je zegt?

Geef het juiste verbum:
Als je honger hebt, wil je iets ...

Geef het juiste verbum:
Als je op vakantie bent, hoef je niet te ...

Geef het juiste verbum:
Je gaat naar de discotheek om te ...

Geef het juiste verbum:
Een schilderij kun je aan de muur ...

Geef het juiste verbum:
Als je met de hond buiten loopt, dan ben je de hond aan het ...

Geef het juiste verbum:
Als je een leuke advertentie voor een baan hebt gezien, kun je ...

Geef het juiste verbum:
Ook als je geen goede reden hebt, kun je feest ...

Perfectum-denken (ik)

Imperfectum-hebben (hij)

Presens-mogen (jij)

Presens-kunnen (hij)

Perfectum-gaan (wij)

Perfectum-kopen (wij)

Imperfectum-zijn (ik)

Presens-zullen (u)

Perfectum-regenen (het)

Imperatief-doen

Imperatief-opletten

Perfectum-aflopen (Het spel)