ce(t), cette, ces

les pronoms démonstratifs
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les pronoms démonstratifs

Slide 1 - Slide

les pronoms démonstratifs
  • Als je iets aanwijst of ergens naar verwijst gebruik je in het Nederlands deze/dit. 
  • Bijvoorbeeld: deze jongen is aardig; dit meisje wil niet meespelen.
  • In het Frans gebruik je dan ce(t), cette, ces

Slide 2 - Slide

wanneer gebruik je welke?
  • als je een mannelijk woord hebt gebruik je ce of cet (ce pantalon)
  • als je een vrouwelijk woord hebt gebruik je cette (cette feuille)
  •  als je een woord in het meervoud hebt, gebruik je ces (ces pantalons)

  • LET OP als je ce hebt voor een woord met een klinker (a, e, i, o, u) of een stomme h, wordt het cet, om klinkerbotsing te voorkomen. (cet hôtel)

Slide 3 - Slide

een korte check of je het snapt

Slide 4 - Slide

1. Regarde ... fille.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 5 - Quiz

2. ... garçons sont très gentils.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 6 - Quiz

3. ... oncles sont un peu fous.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 7 - Quiz

4. Mais ... oncle oncle aussi très drôle.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 8 - Quiz

5. Est-ce que .... adresse est à toi.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 9 - Quiz