Spelling (zie schema op p. 22)1.1. De vormen van het werkwoord p. 9.
1.2 De persoonsvorm p. 10. Test 1, test 2, test 4 en test 5.
1.2.1. De tegenwoordige tijd p. 11.
1.2.2. De verleden tijd p. 14
1.3 Het voltooid deelwoord p. 16. Test 9 en test 10.
1.4 Infinitief/hele werkwoord p. 18. Test 13.