This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)
wann? (=wanneer)
ERGENS ZIJN (Als je op één plek blijft wordt het 3e naamval.)
je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)
ERGENS KOMEN (Bij een verplaatsing wordt het 4e naamval.)