titratie (zuren en basen) en rekenopgave met uitleg
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
5H SK lpm
titratie (zuren en basen) en rekenopgave met uitleg
Slide 1 - Slide
titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen
Slide 2 - Slide
Deze les
Uitleg titratie-opstelling
Theorie titreren
Rekenvraag
Slide 3 - Slide
Titratie: chemische analysemethode
Veel toegepast bij zuurbase reacties.
Je laat twee bekende stoffen met elkaar reageren
Erlenmeyer (A) met oplossing met onbekende concentratie.
In erlenmeyer (A) zit ook de pH indicator.
Buret (B) bevat de oplossing met bekende concentratie.
Met kraantje (C) kun je heel nauwkeurig vloeistof toevoegen
Als de reactie compleet is, is er kleuromslag door de indicator.
Met een berekening wordt onbekende concentratie bepaald.
A
B
C
Slide 4 - Slide
Omslagpunt
Op school meestal bepaald door kleuromslag van een zuur-base indicator.
Bij bedrijven meestal met pH-meter (nauwkeuriger).
In de grafiek zie je wat de pH doet als je steeds meer van de bekende stof toevoegt, de pH verandert
In de titratiecurve is het omslagpunt nauwkeurig af te lezen (= volume bij het steile stuk in de curve)
equivalentiepunt of omslagpunt
Slide 5 - Slide
Titratie berekeningen (stappenplan)
Noteer de reactievergelijking (havo krijgt deze bij de opdracht of kan deze uit de tekst halen).
Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter x molariteit)
Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)
Slide 6 - Slide
samen een berekening doen, lees dit goed door, schrijf de gegevens even op een kladblaadje
De molariteit van een een onbekende hoeveelheid azijnzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
er wordt 25,0 mL azijnzuur in een erlenmeyer gedaan
er wordt met 0,010 M natronloog getitreerd
fenolrood wordt toegevoegd aan het azijnzuur als de pH indicator
als de kleur omslaat, is er precies 12,53 mL natronloog toegevoegd
Bereken de molariteit van het azijnzuur met hulp van de volgende slides
Slide 7 - Slide
plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid azijnzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
azijnzuur oplossing
natronloog
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit
Slide 8 - Drag question
Fenolrood wordt gebruikt als pH indicator. Wat wordt de kleur van de oplossing als azijnzuur precies volledig met natronloog heeft gereageerd?
A
geel
B
groen
C
rood
D
oranje
Slide 9 - Quiz
fenolrood is oranje bij pH 7
heeft een omslagtraject van pH 6.6-8.0. Het is geel bij pH onder de 6,6 (zuur). Als al het zuur weg is gereageerd, dan is de oplossing neutraal geworden (pH 7) en is de kleur oranje.
Als de oplossing basisch wordt (hoge pH), dan wordt deze rood.
Slide 10 - Slide
de juiste notatie voor natronloog is
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na+ (aq) + OH- (aq)
D
natriumhydroxide
Slide 11 - Quiz
natronloog
Natronloog is de oplossing van NaOH in water en
dat moet je zo opschrijven: Na+ + OH-
Als azijnzuur (CH3COOH) met natronloog reageert, reageert een zuur met een base, dus CH3COOH reageert met OH-
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O
Slide 12 - Slide
als de kleur omslaat, is er precies 12,53 mL van de 0,010 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH- heeft gereageerd?
mol
0,010
...
L
1
...
A
0,010 x 12,53 = 0,13 mol
B
0,010 x 0,01253 = 0,13 mmol
C
0,010 / 12,53 = 8,0 mol
D
0,010 / 12,53 = 8,0 mmol
Slide 13 - Quiz
aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:
x = 0,010 x 0,01253 = 0,1253 *10-3 mol = 0,13 mmol
mol
0,010
x
L
1
0,01253
Slide 14 - Slide
Er zat 25,0 mL azijnzuur (CH3COOH) in de erlenmeyer. Er heeft 0,13 mmol OH- gereageerd. Hoeveel mol azijnzuur heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 0,13 mol
B
1:1 dus ook 0,13 mmol
C
3:1 dus 0,042 mol
D
1:3 dus 0,39 mmol
Slide 15 - Quiz
gebruik de reactievergelijking
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O
1 : 1 : 1 : 1
Er heeft 0,13 mmol OH- gereageerd, dus er heeft
ook 0,13 mmol azijnzuur (CH3COOH) gereageerd (want 1:1)
Slide 16 - Slide
Er zat 25,0 mL azijnzuur in de erlenmeyer. Er heeft 0,13 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur?
mol
0,13*10-3
...
L
...
...
A
0,13 x 25 = 3,3 M
B
0,13 / 25 = 0,0052 M
C
0,13 x 0,025 = 0,0033 M
D
0,13*10-3 x 0,025 = 0,0052 M
Slide 17 - Quiz
van mol naar molariteit
Er zat 25,0 mL azijnzuur in de erlenmeyer. Er heeft 0,13 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:
x = 0,13*10-3 / 0,025 = 0,0052 mol/L
mol
0,13*10-3
x
L
0,025
1
Slide 18 - Slide
titratie-opgave in LessonUp: deze opgave heeft me goed geholpen de titratie-som te begrijpen.
A
niet echt, ik snap het nog steeds niet
B
ja, met de deelvragen gaat het goed
C
ik kan het ook wel zonder maar het is wel fijn om het eerst zo te doen
D
ik kan het beter zonder deze vragen
Slide 19 - Quiz
Titratie berekeningen (stappenplan)
Noteer de reactievergelijking (havo krijgt deze bij de opdracht of kan deze uit de tekst halen).
Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter * molariteit)
Bereken aantal mol gereageerde stof (met molverhouding)
Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)
tip
neem deze aantekening over in je schrift en gebruik hem bij de opgaven
Slide 20 - Slide
heb je nog tips of verzoekjes hoe dit beter kan? Laat het me weten!