Mijn proefles

salut! 
Pour commencer voilà quelques idées pour t'entraîner 
wordwall = document teams
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

salut! 
Pour commencer voilà quelques idées pour t'entraîner 
wordwall = document teams

Slide 1 - Slide

retour sur les devoirs
ex 26 a
ik wil twee presentaties horen
iemand? Anders kies ik willekeurig namen met la roue des noms

Slide 2 - Slide

retour sur les devoirs
ex 28 
inleveren in teams zodat ik jou feedback kan geven. Dat kan niet in Grandes lignes
Check voor jezelf hoe je de opdracht heb gemaakt met 28d

Slide 3 - Slide

Grammaire C
les comparaisons

Slide 4 - Slide

rappel! les adjectifs

Slide 5 - Slide


Trouve les adjectifs

Slide 6 - Slide

Les filles sont __________(klein)
A
Petit
B
Petites
C
Petits
D
Petite

Slide 7 - Quiz

Vul aan:
ML ev ____ | VL ev ____
ML mv ____ | VL mv ____

Slide 8 - Open question

Tu as passé un _________ week-end?
A
Bonne
B
Bons
C
Bon
D
Bons

Slide 9 - Quiz

Lianne est __________
A
Heureux
B
Heureuses
C
Heureuse
D
Heureuxe

Slide 10 - Quiz

Denise est très ___________
A
Sportive
B
Sportief
C
Sportife
D
Sportiev

Slide 11 - Quiz

Tu n'as pas gagné, tu es la __________
A
dernier
B
dernière
C
derrière
D
dernieuse

Slide 12 - Quiz

Elle est __________
A
Italien
B
Italien
C
Italiene
D
Italienne

Slide 13 - Quiz

Ma mère est __________(mooi)

Slide 14 - Open question

Mes frères sont ________ (mooi)

Slide 15 - Open question

Onregelmatige vormen
on -> onne
en -> enne
f -> ve
eux -> euse
er -> ère

Slide 16 - Slide

Plaats van het bn
Anders dan in het Nederlands, staan bn in het Frans bijna altijd achter het zn. Echter, de volgende bn komen altijd vòòr het zn te staan:
Jeune - joli(e) - beau/belle - vieux/vieille - petit(e) - gros(se) -bon(ne) - mauvais(e) - nouveau/nouvelle - grand(e) - long(ue) - haut(e)

Slide 17 - Slide

Vertaal:
Maksym heeft een blauwe broek
Nienke heeft een rode jurk gedragen

Slide 18 - Open question

Vertaal:
Daan is een grote jongen

Slide 19 - Open question

Vertaal:
Ik heb een nieuwe kamer

Slide 20 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Mind map

À vous!
Grandes Lignes
Boite à gram (naast de chapitres) 
l'adjectif qualificatif

Slide 22 - Slide

les comparatifs
plus... que
aussi... que 
moins ... que 

Slide 23 - Slide

Les comparaisons
Il est plus grand que Pierre

Sophie est aussi petite qu'Anne

Léo et George  sont moins intelligents que Robert

Slide 24 - Slide

Les comparaisons
Il est plus grand que Pierre
Hij is groter dan Pierre

Sophie est aussi petite qu'Anne
Sophie is kleiner dan Anne

Léo et George  sont moins intelligents que Robert
Léo en George zijn minder intelligent dan Robert

Slide 25 - Slide

3 vergelijkingen
+         --> plus _______ que/qu'

=      --> aussi _______ que/qu'

-      --> moins _______ que/qu'

Slide 26 - Slide

3 vergelijkingen
+         --> plus ____bijv nw___ que/qu'

=      --> aussi ___bijv nw____ que/qu'

-      --> moins ___bijv nw____ que/qu'
Let op!
Het bijv nw moet natuurlijk in de juiste vorm!

Slide 27 - Slide

À vous!
1. Sophie est _________ Xavier (aardiger dan)

2. Nicolas est ________ Gabriel. (even knap als)

3. La Tour Montparnasse est _____ la Tour Eiffel (minder hoog dan)

Slide 28 - Slide

À vous!
1. Sophie est ___plus sympa/gentille que___ Xavier (aardiger dan)

2. Nicolas est __aussi beau que__ Gabriel. (even knap als)

3. La Tour Montparnasse est __moins haute que__ la Tour Eiffel. (minder hoog dan)

Slide 29 - Slide

De Uitzondering...
goed -  beter --> In Nl vreemd, in Frans ook!

Bon - meilleur(e)(s)

(hier gebruik je dus NIET het woordje 'plus')

par exemple : FC Barcelone est meilleur que PSG

Slide 30 - Slide

flippen
kijk zelf de video in grandes lignes bij Grammaire C ex 37
of lees in je boek

Slide 31 - Slide

wat heb je onthouden van de uitleg van Grandes Lignes? Waar moet je opletten? Welke stap moet je doen? ....

Slide 32 - Open question

meilleur; meilleure =
A
beter
B
mooiste
C
beste
D
mooier

Slide 33 - Quiz

GOED - BETER
BON - ...........
A
PLUS BON
B
BONBON
C
VÉT BON
D
MEILLEUR

Slide 34 - Quiz

Hoe zeg je:
Henk is beter in Frans
Henk est ___________ en français
A
Plus bon
B
Plus meilleur
C
Plus bien
D
Meilleur

Slide 35 - Quiz

maak zelf een vergelijking in het Frans

Slide 36 - Mind map

exercices 
Nu dat je de uitleg gehad heb ga je het toepassen
Je maak opdracht 37
Heb je vragen? Stel ze via de vergadering of in de chat van de vergadering

Slide 37 - Slide

Terminé? 
Revise le vocabulaire A et B 
Apprends dans le reference Familie en vrienden page 93

Slide 38 - Slide