Geschiedenis: paragraaf 3.1 de industriële revolutie
industriele revolutie in nederland
paragraaf 3.1: industrie en samenleving
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
industriele revolutie in nederland
paragraaf 3.1: industrie en samenleving
Slide 1 - Slide
wat gaan jullie doen
we gaan het hebben over de industriele revolutie in Nederland
je bekijkt het filmpje
beantwoord de vragen
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
je herkent en legt uit op welke manier de industrialisatie in Nederland begont
je weet wat er veranderde in de samenleving
Slide 3 - Slide
Welk tijdvak is dit?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van steden en staten
C
Tijd van burgers en stoommachines
D
Tijd van Grieken en Romeinen
Slide 4 - Quiz
Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
monniken en ridders
B
burgers en stoommachines
C
televisie en computer
D
pruiken en revoluties
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
In welke eeuw was de tijd van burgers en stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Industriële Revolutie
Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)
Belangrijkste verandering sinds de landbouwrevolutie
Handarbeid wordt vervangen door werken met machines in fabrieken
industriele samenleving: er wonen meer mensen in de steden dan op het platteland
dienstensector: handel en vervoer, al het werk dat niet onder landbouw en industrie valt.
Begin van nieuwe periode: moderne tijd
Kapitalisme:zoveel mogelijk winst maken
Slide 9 - Slide
Nederland industrialiseert later dan andere landen:
Pas vanaf 1870
Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie
Geen geschikte grondstoffen voor industrie
Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870
Slide 10 - Slide
van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie
Slide 11 - Slide
De eerste stoommachine (1891)
Slide 12 - Slide
Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Groot-Brittannië
D
Spanje
Slide 13 - Quiz
Waarom begon de Industriële Revolutie in Groot-Brittannië?
A
Ze hadden veel werklozen
B
Ze vonden daar de stoommachine uit.
C
Ze hadden daar steenkool.
D
Er was veel vraag naar producten
Slide 14 - Quiz
Hoe zag het leven van de fabrieksarbeiders eruit?
Weinig loon.
lange werkdagen
slechte omstandigheden
Slide 15 - Slide
Bekijk de video
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Beantwoord de volgende vragen
Tip: gebruik ook je boek
Slide 18 - Slide
In welke eeuw was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
Slide 19 - Quiz
Welk samenlevingstype ontstaat in de tijd van burgers en stoommachines?
A
De autarkische samenleving
B
De industriële samenleving
C
De landbouwstedelijke samenleving
D
Samenleving van jagers en verzamelaars
Slide 20 - Quiz
In welk land begon de industriële revolutie?
A
Belgie
B
Nederland
C
Engeland
D
Amerika
Slide 21 - Quiz
Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd
Slide 22 - Quiz
In welke beroepen begon de Industriële Revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 23 - Quiz
Wat betekent kapitalisme?
A
Geld geven aan een goed doel
B
Geld investeren
C
Geld investeren om winst te maken
D
Geldzaken
Slide 24 - Quiz
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 25 - Quiz
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen in de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 26 - Quiz
Welke sector ontstaat door de komst van de industrialisatie?
A
landbouwsector
B
industriesector
C
informele sector
D
dienstensector
Slide 27 - Quiz
Wanneer kwam de industrie in Nederland op gang?
A
eerste helft 18e eeuw
B
tweede helft 18e eeuw
C
eerste helft 19e eeuw
D
tweede helft 19e eeuw
Slide 28 - Quiz
Bekijk de afbeelding ->
Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
huisnijverheid
C
beleggers
D
dienstensector
Slide 29 - Quiz
Door de industrialisatie groeide de dienstensector ook snel. Waarom is dit denk je?
A
Veel mensen haten werken in de fabriek dus zoeken iets anders
B
Fabrieken hebben ook technische mensen en administratieve mensen nodig
C
Er zijn steeds meer bedrijven die diensten willen verlenen aan arme arbeiders
D
Mannen moesten in dienst (het leger) om ontevreden arbeiders onder de duim te houden.
Slide 30 - Quiz
Vul in: oorzaak of gevolg? 1 Tussen 1850 en 1900 groeide de Nederlandse bevolking van drie miljoen naar vijf miljoen inwoners. Dit was een van de ............... van de sterke groei van de industrie. 2 Vanaf circa 1895 nam de werkgelegenheid in de Nederlandse dienstensector opvallend snel toe. Dit was een van de ................ van de toenemende industrialisatie.
A
1. oorzaken, 2. gevolgen
B
1. oorzaken, 2. oorzaken
C
1. gevolgen, 2. gevolgen
D
1. gevolgen, 2. oorzaken
Slide 31 - Quiz
Leg het begrip Industriële samenleving uit?
Slide 32 - Open question
Wat zijn de oorzaken voor de industriële revolutie?
Slide 33 - Open question
Wat zijn de gevolgen van de Industriële Revolutie?