Vocabulaire A, chapitre 3
l´hiver (de winter)
l'anniversaire (de verjaardag)
le centre commercial (het winkelcentrum)
acheter (kopen)
moche (lelijk)
la robe (de jurk) / belle (mooi)
le short de bain (de zwembroek)
Tu fais quelle taille? (Welke maat heb je?)