Schooltaalwoorden

Schooltaal
Sommige woorden gebruik je zelf niet zo snel. In schoolboeken kom je ze wel vaak tegen. Ook gebruiken docenten ze weleens. Zulke woorden noem je schooltaal. Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn ‘begrip’, ‘kortom’ en ‘samenvatting’.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Schooltaal
Sommige woorden gebruik je zelf niet zo snel. In schoolboeken kom je ze wel vaak tegen. Ook gebruiken docenten ze weleens. Zulke woorden noem je schooltaal. Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn ‘begrip’, ‘kortom’ en ‘samenvatting’.

Slide 1 - Slide

Schooltaalwoorden zijn...
... woorden die vooral op school worden gebruikt, bijvoorbeeld in je lesboek of in toetsen.

Slide 2 - Slide

Schooltaalwoorden moet je kennen, omdat...


Je moet schooltaal worden kennen, zodat je de teksten in je lesboek of op je toets beter begrijpt.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden schooltaalwoorden
Beweren - zeggen dat iets zo is
Verspreid - verdelen
Beoordelen - zeggen wat je vindt


Slide 4 - Slide

Schooltaalwoorden
- zijn belangrijk om te kennen voor alle vakken!
- gebruik je bij het lezen van teksten en vragen in je toets of in je lesboek.

Slide 5 - Slide

Bevatten
A
begrijpen
B
geloven
C
vasthouden
D
inhouden

Slide 6 - Quiz

Definitief
A
conclusie
B
blijvend
C
uitwerking
D
voorspoedig

Slide 7 - Quiz

Ondanks
A
Dankzij
B
gevolg
C
niet te danken aan
D
teken dat een begrip voorstelt

Slide 8 - Quiz

globaal
A
precies
B
de grootte
C
ruw geschat
D
uitwerking

Slide 9 - Quiz

noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten

Slide 10 - Quiz

constateren
A
herkennen
B
conclusie trekken
C
contact opnemen
D
vaststellen

Slide 11 - Quiz

interpreteren
A
op een bepaalde manier opvatten
B
innemen
C
omgaan met
D
handeling met een bepaald doel

Slide 12 - Quiz

Variëren
A
optreden
B
concluderen
C
verenigen
D
verschillen

Slide 13 - Quiz

Toelichten
A
onderbouwen
B
inzien
C
bekijken
D
benaderen

Slide 14 - Quiz

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Met spreekwoorden en vaste uitdrukkingen maak je een tekst afwisselender. Je zegt met andere woorden hetzelfde.

De betekenis van een spreekwoord of uitdrukking zoek je bij het belangrijkste woord, het kernwoord. Als er meerdere kernwoorden in een spreekwoord of uitdrukking staan, zoek je bij het eerste kernwoord.

Slide 15 - Slide

Daar heb ik geen kaas van gegeten.
Ik ga even een dutje doen.
Wat ben je chagrijnig.
Je moet wel goed uitkijken!
Daar heb ik geen verstand van.
Ik ga even een uiltje knappen.
Jij bent zeker met je verkeerde been uit bed gestapt!
Je moet wel uit je doppen kijken!

Slide 16 - Drag question

Zelfstandig werken
Nu ga je zelfstandig aan de slag. 
Bij rood werk je zelf zonder overleg. 
Bij oranje mag je vragen stellen 
aan jouw docent.
Bij groen mag je overleggen. 


timer
15:00

Slide 17 - Slide