This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H2 Geld genoeg
§ 2.1 Hoe geef jij je geld uit?
§ 2.2 Ga je sparen of beleggen?
§ 2.3 Wie leent, maakt schulden
§ 2.4 Geld moet rollen!
Slide 1 - Slide
In deze les leer je:
- welke drie soorten uitgaven er zijn;
- hoe je een budgetplan (begroting) opstelt;
- hoe je een reservering berekent.
GOAL!
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Die soorten uitgaven
Dagelijkse (huishoudelijke) uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Uitgaven die je betaalt van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, tandpasta, klein kadootje)
uitgaven die iedere periode (bijv. per maand per kwartaal) terugkomen (bijv. gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies, abonnementen)
grotere uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn en waarvoor je moet sparen (bijv. kleding, meubels, vakantie)
Slide 4 - Slide
NIBUD
Nationaal Instituut voor BUDgetvoorlichting
Slide 5 - Slide
Wat kun je doen als je te weinig geld hebt om al je uitgaven te kunnen doen?
Slide 6 - Open question
Geld tekort? 3 oplossingen
- Inkomsten vergroten.
- Bezuinigen (= uitgaven verminderen)
Let op! Je kunt niet meteen op vaste lasten
bezuinigen(i.v.m. opzegtermijnen etc.).
- Geld lenen (als het echt niet anders kan).
Slide 7 - Slide
Reserveren
Betekenis
Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.
Je reserveert vooral voor incidentele uitgaven.
1
Formule
Reservering per maand = benodigde bedrag : aantal maanden
2
Slide 8 - Slide
Reserveren
Opgave
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 2.100 kopen. Voor haar oude scooter ontvangt ze nog € 300. Hoeveel moet ze per maand reserveren?
3
Antwoord
(2100 - 300) : 24 = € 75
4
Slide 9 - Slide
Opgave 11 (blz. 45)
a
Slide 10 - Slide
Opgave 11 (blz. 45)
a De nieuwe auto kost over drie jaar: € 19.900 + 20% =