2B woensdag 29 september les 1 taalverzorging h1

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Welkom bij Nederlands!

- ga rustig zitten

- leg je Nederlandse boek, schrift en etui klaar  

- pak je leesboek 

10 minuten lezen in je leesboek

Lesdoelen

herhaling theorie hoofdstuk 1, taalverzorging grammatica

- je leert over de pv, ond, gez

- je leert over de samengestelde zinnen

- je leert de persoonsvorm spellen

Wat gaan we vandaag doen

- nakijken huiswerkopdrachten 1 t/m 3

- maken opdracht 6, blz. 33

- herhalen theorie taalverzorging grammatica hoofdstuk 1

- formulier invullen 

Vragen over het huiswerk?

-hw: opdracht 1 t/m 3 blz. 32 en  33

Terugblikken: Even opwarmen...

Oefenen met grammatica Hoofdstuk 1

- pak je schrift en schrijf de antwoorden op van de vragen die op de volgende slides staan!

- Stttt! Niet de antwoorden roepen !!

1. Wat voor zinsdeel is "ik" in de zin:

Het boek / vond / ik / niet goed.

1. gezegde
2. Onderwerp (OND)
3. persoonsvorm

2. Wat voor zinsdeel is 'gaat / maaien' in de zin:

Morgen / gaat / hij / het gras / maaien.

1. (Werkwoordelijk) gezegde
2. Onderwerp (OND)
3. persoonsvorm

3. Wat voor zinsdeel is 'hij' in de zin:

In de bioscoop / keek / hij / naar de film.

1. (Werkwoordelijk} gezegde
2. Onderwerp (OND)
3. persoonsvorm

4. op welke manieren kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

5. Noteer de persoonsvorm van de zin.

Geef jij die stoel eens aan!

6. Noteer de persoonsvorm van de zin.

Onze broeken drogen aan de waslijn.

7. Noteer de persoonsvorm van de zin.

Zullen wij bij jou op visite komen?

8. Hoe vind je het onderwerp in een zin?

9. Noteer het (werkwoordelijk) gezegde van de zin:

De hond is naar zijn baas gelopen.

10. Noteer het (werkwoordelijk) gezegde van de zin:

Waarom werd je gisteren opgehaald door je zus?

11. Noteer het (werkwoordelijk) gezegde van de zin:

Waarom ga je nu niet slapen?

12. Wat is een samengestelde zin?

13. Wat zijn de kenmerken van een samengestelde zin?

14. Welke regel pas je toe om een werkwoord goed te kunnen spellen?

15. noem het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden en geef een voorbeeld

sterke werkwoorden!

- veranderen dus van klank

vb: zien, ik zag

Zelfstandig werken

Maak opdracht 4 en  6, blz.33

Tijd: 7 minuten

Ben je klaar?

Pak een antwoordenboek en kijk rustig opdracht 1 t/m 4 en 6 blz. 32 + 33 na.

Klaar? steek je hand op en leg het antwoordenboek op de hoek van de tafel.

Ga verder met opdracht 5 (Steropdracht) , blz. 33

Opdracht

- Wat: invulformulier theorie hoofdstuk 1

- Hoe: zelfstandig 

- Hulp: je mag opzoeken in de groene theoriekaders

- Tijd: 10 minuten

- Uitkomst: je hebt nog eens goed gekeken naar de theorie van hoofdstuk 1.

- Klaar? Kijk na of wat je ingevuld hebt, overeenkomt met de theorie in het boek. 

Bewaar je formulier als hulpmiddel voor het leren van de toets!

Wat hebben we gedaan?

- geoefend met de behandelde stof van hoofstuk 1

- theorie herhaald

huiswerk

- krijg je vandaag in het tweede uur op