Ouderenzorg Les 4

Ouderenzorg Les 4
  • Soorten dementie
  • Behandeling 
  • Gedrag van de cliënt met dementie 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
dementieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ouderenzorg Les 4
  • Soorten dementie
  • Behandeling 
  • Gedrag van de cliënt met dementie 

Slide 1 - Slide

Vasculaire dementie 
  • Stoornissen in doorbloeding hersenen 
(erfelijkheid, ongezonde leefstijl) Vaak als gevolg van herseninfarct (CVA)
Kenmerken: cognitieve stoornissen -bewust van achteruitgang-cliënten vaak depressief - grillig verloop - combinatie geestelijke en lichamelijke achteruitgang (moeite met lopen, spreken, plassen en slikken)

Slide 2 - Slide

Diagnose en behandeling
  • Bloedonderzoek (toestand vaten)
  • MRI: (beschadigingen bloedvaten) 

  • Medicijnen die die de doorbloeding vergroten werken remmend.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Frontotemporale dementie 
  • Frontale kwab en slaapkwab gekrompen door afsterven hersenen
  • Gedrag en persoonlijkheid wordt aangetast. 
  • Daarna geheugenstoornissen en denkstoornissen

Slide 5 - Slide

Kenmerken
  • Ontremd gedrag 
  • Verminderde aandacht persoonlijke hygiëne
  • Onrust
  • Dwangmatig gedrag
  • Problemen met het spreken 

Slide 6 - Slide

Diagnose 
  • Kan erfelijk zijn
  • MRI en SPECT-scan

  • Genezing is niet mogelijk
  • Met medicatie kan wel gedrag of andere verschijnselen onderdrukt worden.

Slide 7 - Slide

Overige hersenziekten

  • Dementie bij ziekte van Parkinson
  • Lewy- body-dementie
  • Dementie bij syndroom van Korsakov (ernstig vitamine B1 tekort). 
  • Dementie van Creutzfeld- Jacob (gekke koeienziekte)

Slide 8 - Slide

Ziekte van Parkinson 
een tekort aan dopamine in de hersenen 
 de hersenen worden minder goed aangestuurd 

Slide 9 - Slide

Symptomen 
- armen en benen trillen (tremoren)
- schuifelende passen
- spieren in het gezicht worden niet aangestuurd
- problemen met slikken
- moeite met praten (trager en monotoom)
- verstoorde lichaamshouding

Slide 10 - Slide

Verhoogde kans op dementie bij Parkinson

Slide 11 - Slide

Parkinson is
A
te genezen
B
een progressieve ziekte

Slide 12 - Quiz

Hoeveel Nederlanders lijden aan Parkinson
A
4.000
B
44.000

Slide 13 - Quiz

Vanaf welke leeftijd treedt Parkinson op
A
tussen 40-50
B
tussen 50-60
C
tussen 60-70
D
tussen 70-80

Slide 14 - Quiz

Wat is dementie
A
Naam voor combinatie van symptomen
B
verwerking van informatie hersenen verstoord

Slide 15 - Quiz

Hoeveel mensen lopen het risico om dementie te krijgen?
A
1 op de 3
B
1 op de 4
C
1 op de 5
D
1 op de 6

Slide 16 - Quiz

Er bestaan een aantal hersenziekten die kunnen bijdragen aan het krijgen van dementie
A
Ziekte van Alzheimer
B
Fronto-temporale dementie
C
Ziekte van Parkinson
D
Lewy-body-dementie

Slide 17 - Quiz

Geheugenstoornis is
A
verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren
B
taalstoornis
C
problemen bij plannen maken en organiseren
D
onvermogen om objecten te herkennen

Slide 18 - Quiz

Afasie
A
taalstoornis
B
onvermogen om objecten te herkennen
C
volgorde handelingen lukt niet
D
verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren

Slide 19 - Quiz

Agnosie
A
onvermogen om objecten te herkennen
B
problemen bij plannen maken en organiseren
C
taalstoornis
D
volgorde handelingen lukt niet

Slide 20 - Quiz

Apraxie
A
problemen bij plannen maken en organiseren
B
onvermogen om objecten te herkennen
C
volgorde van handelingen niet kunnen uitvoeren
D
taalstoornis

Slide 21 - Quiz

Dementie wordt ook wel een progressieve ziekte genoemd. Wat betekent progressief?
A
De ziekteverschijnselen nemen af
B
De ziekteverschijnselen nemen toe
C
De ziekteverschijnselen zijn goed te behandelen
D
De ziekteverschijnselen zijn nog niet te behandelen

Slide 22 - Quiz

Het aantal verbindingen in de hersenen van ouderen neemt alleen maar af.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Hersenen van ouderen kunnen zich enigszins herstellen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Hersenen van ouderen kunnen zich niet aanpassen aan beschadigingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Voor het verloop van dementie maakt het niet uit welke hersenziekte een oudere heeft
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Beginnende en milde dementie
A
verborgen ik,
B
verzonken ik
C
bedreigde ik
D
verdwaalde ik

Slide 27 - Quiz

Matig ernstige dementie
A
verborgen ik,
B
verzonken ik
C
bedreigde ik
D
verdwaalde ik

Slide 28 - Quiz

Ernstige dementie
A
verborgen ik,
B
verzonken ik
C
bedreigde ik
D
verdwaalde ik

Slide 29 - Quiz

Behandeling 
Medicatie verzacht de verschijnselen van dementie

  • verbetering doorbloeding  
  • remming onrust of angst
  • verbeteren balans stoffen in het lichaam 

Slide 30 - Slide

Medicatie
Kan bevorderen dat bijv. de hersenzenuwen beter werken en/ of geheugenverlies minder wordt. Of dat de signalen in de hersenen beter worden doorgegeven.

Echter soms wel bijwerkingen: Bijv. toenemende verwardheid, of duizeligheid of slaperigheid, hoofdpijn.

Slide 31 - Slide

Onrust  of agressief door pijn
Mensen met dementie kunnen vaak niet aangeven dat ze pijn hebben. Dit kan lijden tot onbegrepen gedrag.

Een paracetamol geeft vaak geen bijwerkingen 

Slide 32 - Slide

Bewegen 
wetenschappelijk onderzoek: 
  • bewegen heeft positieve invloed op functioneren van de hersenen (goede zuurstofvoorziening ook in hersenen)

  • Bewegen stimuleren (hoe dan ook)

Slide 33 - Slide

Maken opdrachten

Paragraaf 2.5 reader:

Opdracht 5 en 6

Slide 34 - Slide