Les 2 paragraaf 2.5 (1HVD)
1 / 22
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Natuurlijke bevolkingsgroei vond in Nederland vooral plaats......
A
vóór 1970
B
ná 1970
Slide 4 - Quiz
Vóór 1900 had Nederland een.....
A
goede gezondheidszorg en hygiëne
B
slechte gezondheidszorg en hygiëne
Slide 5 - Quiz
Door een verbetering van de gezondheidszorg en hygiëne......
A
steeg de levensverwachting in NL.
B
daalde de levensverwachting in NL.
Slide 6 - Quiz
Na 1960 .....
A
steeg het geboortecijfer in NL
B
daalde het geboortecijfer in NL
Slide 7 - Quiz
Na 1970 groeide de Nederlandse bevolking vooral door.....
A
natuurlijke bevolkingsgroei
B
sociale bevolkingsgroei
Slide 8 - Quiz
Bij sociale bevolkingsgroei.....
A
is het aantal immigranten groter dan het aantal emigranten
B
is het aantal immigranten kleiner dan het aantal emigranten
Slide 9 - Quiz
Het .....van Nederland is het dichtst bevolkt.
A
noorden
B
oosten
C
zuiden
D
westen
Slide 10 - Quiz
De meeste Nederlanders wonen .....
A
op het platteland
B
in de stad
Slide 11 - Quiz
De randstad is het......
A
kleinste stedelijke gebied
B
grootste stedelijke gebied
C
platteland
Slide 12 - Quiz
......zijn de meeste banen en voorzieningen.
A
Op het platteland
B
In de stad
Slide 13 - Quiz
Wanneer je verhuisd naar het buitenland, spreken we van.....
A
binnenlandse migratie
B
buitenlandse migratie
Slide 14 - Quiz
Als je verhuisd vanuit Hardinxveld naar Den Haag, dan is er sprake van....
A
binnenlandse migratie
B
buitenlandse migratie
Slide 15 - Quiz
Welke bevolkingsgrafiek had een brede onderkant?
A
Die van 1950
B
Die van 2020
Slide 16 - Quiz
Vergrijzing......
A
is iets van vroeger
B
vind op dit moment plaats in Nederland
Slide 17 - Quiz
.....verhuizen vanuit het platteland naar de stad.
A
jongeren
B
ouderen
Slide 18 - Quiz
De kosten voor onderwijs dalen vooral....
A
in de steden
B
in de gebieden buiten de steden
Slide 19 - Quiz
Vergrijzing past het beste bij......
A
stedelijke gebieden
B
plattelandsgebieden
