08 H2 24 May § 5.4 RECAP If-sentences (first conditional)

Unit 5 > 8th lesson        2122
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Unit 5 > 8th lesson        2122

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link



  •  I know how to form and when to use the First Conditional (if-sentence) 

  •  I have worked on some of my learning targets § 5.4 
Today's Learning targets

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

FIRST CONDITIONAL  
WHAT

Slide 8 - Slide

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Slide 9 - Slide

First conditional

Slide 10 - Slide

First Conditional
Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Slide 11 - Slide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
  * In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple

     Hier: study

Slide 12 - Slide

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord

    Hier: will pass

Slide 13 - Slide

If - sentences (first conditional)

Onthoud:         if en 'will' gaan niet samen.!!!!!!!!!


If you will study well, you will pass the test.

Slide 14 - Slide

Let's 

Slide 15 - Slide


If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will have

Slide 16 - Quiz


If she .......(not listen), I ............(call) the security
A
don't listen/will call
B
didn't listen/ will call
C
doesn't listen/will call
D
doesn't listen/ won't call

Slide 17 - Quiz


If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 18 - Quiz


I ... (stay) home, if it ... (rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 19 - Quiz


If I ... (see) Mary, I ... (tell) her.

Slide 20 - Open question


If you ... (work) hard, you ... (get) rich.

Slide 21 - Open question


Their teacher ... (to be) sad if they ... (not - to pass) their exam.

Slide 22 - Open question

Je gebruikt een First Conditional als iets ...... gaat gebeuren.
A
waarschijnlijk
B
niet waarschijnlijk
C
helemaal zeker
D
misschien

Slide 23 - Quiz



  •  I know how to form and when to use the First Conditional (if-sentence) 

  •  I have worked on some of my learning targets § 5.4 
Today's Learning targets

Slide 24 - Slide

Ik kan een first conditional maken en weet wanneer ik hem moet gebruiken.
010

Slide 25 - Poll

Time to work on your learning targets § 5.4


Slide 26 - Slide

Thanks for your attention
      Wait for                              Push your chair         
      the bell                                under the table            

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide