B2 Hoofdstuk 1 Lezen

Goedemorgen!
-10 minuten lezen.
-Test jezelf toets ww spelling.
-Hoofdstuk 1 Lezen.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
-10 minuten lezen.
-Test jezelf toets ww spelling.
-Hoofdstuk 1 Lezen.

Slide 1 - Slide

Toets jezelf: laptop
- Link in Magister> opdrachten maken.

-Inleveren: alleen naam en klas invullen & versturen.

-Gemaakte werk nakijken (met << terug in de oefentoets): fouten scoren op het nakijkblad.

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 1: Lezen
Wat weten jullie nog...

Slide 3 - Slide

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt waar de tekst vandaan komt.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp van de tekst vind je door te kijken naar:
A
de titel, de illustraties, de tussenkopjes, opvallende woorden en de eerste alinea
B
de titel, de tussenkopjes en de illustraties
C
de titel, de illustraties en de eerste en de laatste alinea
D
de titel, de illustraties en door de hele tekst te lezen

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp
van een tekst? (5 stappen)

Slide 6 - Open question

Wat zijn tussenkopjes?
A
Hele kleine theekopjes.
B
Afbeeldingen.
C
Titels in de tekst boven een alinea.
D
Alineas.

Slide 7 - Quiz

Wat is een alinea?
A
Een onderstreept woord in de tekst.
B
De eerste zin van een tekstgedeelte.
C
Waar de tekst vandaan komt.
D
Een stukje van de tekst.

Slide 8 - Quiz

Alinea
In een tekst staat niet alles door elkaar. De tekst is meestal verdeeld in stukjes. Zo'n stukje heet een alinea.

In een alinea staat informatie die bij elkaar hoort.

Slide 9 - Slide

In welke zin staat meestal de belangrijkste informatie van een alinea?
A
1e.
B
2e.
C
Laatste.
D
Op een na laatste.

Slide 10 - Quiz

Wat lees je in een alinea?
A
De titel.
B
Een stukje van het onderwerp.
C
De illustraties.
D
Moeilijke woorden.

Slide 11 - Quiz

Alinea's
Elke alinea gaat over een deel van het onderwerp.

De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea. 

Slide 12 - Slide

Doel van deze les
Je kunt aan het eind van de les vertellen uit welke 3 delen een tekst bestaat. 

Je kunt aan het eind van de les vertellen wat het doel van elk deel van de tekst is.

Slide 13 - Slide

Opbouw tekst
3 delen:
1. Inleiding = eerste alinea, je maakt kennis met het onderwerp.

2. Middelstuk = 1 of meer alinea's, elke alinea gaat over een deelonderwerp.

3. Slot = laatste alinea, het belangrijkste wordt kort herhaald.

Slide 14 - Slide

Wat zou je vertellen over
basketbal/ spijkerbroek?

Slide 15 - Mind map

Slide 16 - Link

Spijkerbroek
-Geschiedenis van de spijkerbroek.

-Waar komt de naam vandaan?

-Hoe wordt de spijkerbroek gemaakt?

-Hoe is de spijkerbroek zo populair geworden?

Slide 17 - Slide

Basketbal
- Geschiedenis van deze sport.

-De regels van de sport.

-De NBA (Amerikaanse basketbalcompetitie)

-Harlem Globetrotters.

Slide 18 - Slide

Deelonderwerpen
Het middenstuk bestaat uit meerdere alinea's. 

In elke alinea lees je een deel van het onderwerp = deelonderwerp

Slide 19 - Slide

Noem 3 deelonderwerpen bij het onderwerp: Egypte.

Slide 20 - Open question

Opbouw teksten
Een tekst bestaat uit 3 delen:
1. Inleiding; hier maak je kennis met het onderwerp.

2. Middenstuk; hier lees je over de deelonderwerpen = verschillende delen van het onderwerp van de tekst.

3. Slot; meestal (dus niet altijd) wordt in de laatste alinea het belangrijkste uit de tekst herhaald.

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Samen maken we opdracht 1.

Markeer het antwoord in de tekst.

Slide 22 - Slide

Zelfstandig verder werken aan opdrachten  2 en 3 (huiswerk voor vrijdag)
Markeer de antwoorden in de tekst bij:
Opdracht 2: 
-2, 4, 5, 8.

Opdracht 3:
-1 (hoe vind je het onderwerp), 3, 6.

Schrijf ook de antwoorden op.

Slide 23 - Slide

Uit welke delen bestaat een tekst?
A
Inleiding en slot.
B
Inleiding en middenstuk.
C
Inleiding, middenstuk, slot.
D
Middenstuk en slot.

Slide 24 - Quiz

Uit hoeveel alinea's
bestaat
het middenstuk?
A
1 alinea.
B
2 alinea's.
C
3 alinea's.
D
4 alinea's.

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je een deel
van het onderwerp?
A
alinea
B
deelonderwerp
C
slot
D
titel

Slide 26 - Quiz

Waar of niet waar:
het onderwerp van een tekst gaat over de hele tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Waar of niet waar:
een deelonderwerp gaat over een deel van het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Waar of niet waar:
in het slot wordt altijd het belangrijkste van de tekst herhaald.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Inpakken en wachten tot de zoemer gaat.

Slide 30 - Slide