1TL periode 1 les 16

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Herzlich Willkommen

Startopdracht

Maak de opdrachten op het opdrachtenblad (zonder boek)!

Programm

Startopdracht

Planung

Kontrolle Hausaufgaben

Grammatik 

Sprechen

Abschluss

Lernziele

• Ik weet wanneer ik welke toets heb.
• Ik weet hoe ik mij kan voorbereiden op de toets van Kapitel 2.
• Ik kan een of meer personen in een zin vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Planung

Maandag 18 november:

Luistertoets (en oefentoets Kapitel 2)

Dinsdag 19 november:

Toets Kapitel 2

Luistertoets + hoofdstuktoets = 1 cijfer

Toets Kapitel 2

Leren:

Woorden Lernliste D-N

Woorden Lernliste N-D

Werkwoorden 'haben' en 'sein'

Zinnen Schreibmittel N-D

Hoofdletters

Oefen ook op StudyGo!

Kontrolle Hausaufgaben

Aufgaben 17 t/m 20.

Grammatik

Wo wohnt Max? Er wohnt in der Hauptstraße.

Wie heißt das Pferd? Es heißt Quinta.

Woher kommt die Katze? Sie kommt aus dem Garten.

Wann haben Tom und Tim Geburtstag? Sie haben nächste Woche Geburtstag.

 

Wir haben keine Lust.

Ihr habt ein Brötchen. 

Sie haben Sportunterricht.

Herr Müller, Sie haben ein Auto.

An die Arbeit!

Wat: Aufgaben 22, 23, 24 (vanaf blz. 49)

Wie: alleen

Hoe: in stilte

Hulp: boek blz. 47, docent

Waarom: Oefenen helpt je bij het toepassen van de leerstof. 

Klaar? Ga verder met Aufgabe 26 (blz. 50)!

Check!

Sprechen

Wat: Aufgabe 25 (Seite 50)

Wie: in tweetallen

Hoe: normaal volume

Hulp: boek blz. 50, docent

Waarom: Oefenen maakt spreken makkelijker. 

An die Arbeit!

Wat: Aufgaben 26 und 27 (vanaf blz. 49)

Wie: alleen

Hoe: in stilte

Hulp: boek blz. 47, docent

Waarom: Oefenen helpt je bij het toepassen van de leerstof. 

Klaar? Leer de woorden van A, C en D van Lernliste D-N (blz. 64 en 65)!

Wortschatz

Hausaufgaben

Maken:

Aufgaben 26, 27 (Kapitel 2, vanaf blz. 49)

Leren:

Lernliste D-N, blokjes A, C en D (blz. 64 en 65)

 

Lernziele

• Ik weet wanneer ik welke toets heb.
• Ik weet hoe ik mij kan voorbereiden op de toets van Kapitel 2.
• Ik kan een of meer personen in een zin vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Check....

Der Junge hat Hunger. _________ kauft ein Brötchen.

Lisa ist müde. _____________ geht ins Bett.

Das Tier rennt in der Weide. ________ ist froh.

Simon und Simone sind in der Klasse. _______ haben um 10 Uhr Pause.

Zebra - groß - Simon