1. ihrem jüngsten (ein-Gruppe, mannelijk, aan hem +3)
einen zartvollen (ein-Gruppe, mannelijk, hem +4)
2. dieser grossen (der-Gruppe, vrouwelijk, auf: er zijn +3)
viele Bekannte (0-Gruppe, meervoud, hij +1)
3. die alte (der-Gruppe, vrouwelijk, hij +1)
die grosse (der-Gruppe, vrouwelijk, hem +4)