Thema 2 - BS 2.4 De microscoop

BS 2.4 
De Microscoop
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BS 2.4 
De Microscoop

Slide 1 - Slide


Wat mist dit blad?
A
Nerven
B
Bladschijf
C
Bladskelet
D
Bladmoes

Slide 2 - Quiz

Het vatenstelsel van een plant vervoert glucose van de wortels naar de andere delen van de plant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat transporteert het vatenstelsel van de bladeren naar andere delen van de plant?
A
Water en koolstof
B
Water en mineralen
C
Zuurstof
D
Glucose

Slide 4 - Quiz

Wat is een functie van de stengel?
Wat is het meest goede antwoord?
A
Transport van stoffen Stevigheid geven aan de plant
B
Water en voedingsstoffen opnemen
C
Bladeren en bloemen vastzetten
D
Koolstofdioxide opnemen

Slide 5 - Quiz

De grootste vaatbundel
in een blad is de:
A
zijnerf
B
bladmoes
C
bladschijf
D
hoofdnerf

Slide 6 - Quiz

In de afbeelding is het wortelstelsel van een peen schematisch getekend.
Bij welk deel of bij welke delen kan de plant water met voedingsstoffen opnemen?
A
Deel 1
B
Deel 2
C
Deel 3
D
Water wordt door de bladeren opgenomen

Slide 7 - Quiz

Hoe heten de buisjes waardoor een plant water en voedingsstoffen vervoert?
A
Buisjes
B
Tunnels
C
Vaten
D
Bundels

Slide 8 - Quiz



Wortelharen zijn .........
A
stevig en dik
B
klein en kwetsbaar
C
smal en dik
D
groot en sterk

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN functie
van wortels
A
Reserve voedsel opslaan
B
Water en voedingsstoffen opnemen
C
Plant vast zetten in de bodem
D
Glucose maken. (Fotosynthese)

Slide 10 - Quiz

Vaatbundels lopen door
A
de stengels
B
de wortels
C
de bladeren
D
door A, B en C

Slide 11 - Quiz


Zijn de wortels van planten organen?
A
nee, planten hebben geen organen
B
nee, maar de bloem is wel een orgaan van een plant
C
ja, de wortels zijn inderdaad organen
D
nee, ze slaan alleen reservestoffen op

Slide 12 - Quiz

Het wortelstelsel bestaat uit de wortelharen.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

De wortelharen nemen water met voedingsstoffen op.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Stengels zorgen voor het transport van stoffen.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen
Aan het eind van de les:

  • Je leert de namen van de onderdelen van de microscoop.
  • Je leert welke functie elk onderdeel heeft.
  • Je leert hoe je een microscoop hanteert en moet opruimen

Slide 16 - Slide

De functie van een microscoop:
Door het gebruik van een microscoop kun je hele kleine objecten die met het blote oog niet goed te zien zijn, bestuderen. 
De microscoop vergroot een object veel meer dan een loep.

Slide 17 - Slide

De microscoop
Een microscoop bestaat uit verschillende onderdelen. Elk onderdeel heeft zijn eigen functie.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

objectief x
oculair

Slide 22 - Slide

vergroting berekenen
vergroting oculair x vergroting objectief = totale vergroting.

Het oculair op school vergroot altijd 10X

Slide 23 - Slide

Microscopie
Oculair vergroot 10 x
Objectieven
  • rood 4 x
  • geel 10 x
  • blauw 40 x

De vergroting is oculair x objectief


Slide 24 - Slide

Verschillende vergrotingen 

Aangeduid op de lens met een kleurtje.

  • Rood vergroot 40x
  • Geel vergroot 100 x
  • Blauw vergroot 400 x


Slide 25 - Slide

Vergroting berekenen
Oculair X Objectief

Voorbeeld: Oculair = 10x, Objectief = 40x
Hoeveel is de vergroting?

10 x 40 = 400 keer vergroot

Slide 26 - Slide

Sleep het juiste woord naar de plek op de microscoop
stelschroef
diafragma
tafel
objectief
Oculair

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Video

Een preparaat maken

Slide 29 - Slide

preparaat maken

Slide 30 - Slide

Preparaat maken

Slide 31 - Slide

Objectief
Oculair
Preparaat
Sleep de uitleg achter het juiste onderdeel
Een van de onderste lenzen aan een microscoop
Bovenste lens op een microscoop
Hiermee regel je de hoeveelheid licht door de tafel

Slide 32 - Drag question

Jasmijn kijkt door haar microscoop. Haar oculair vergroot 10x en haar objectief 4x. Hoe vaak is haar beeld vergroot?
A
4x
B
10x
C
40x
D
400x

Slide 33 - Quiz

Waarmee stel je de microscoop scherp
A
Eerst met de kleine schroef en dan met de grote schroef
B
Alleen met de grote schroef
C
Alleen met de kleine schroef
D
Eerste met de grote schroef en dan met de kleine schroef

Slide 34 - Quiz

Wat doe je met een objectglas?
A
Daar haal je een voorwerp van af om te bekijken.
B
Daar leg je het voorwerp op wat je wilt gaan bekijken.
C
Het objectglas is het gaatje in de tafel van de microscoop.
D
Het objectglas leg je over het voorwerp heen.

Slide 35 - Quiz

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 36 - Quiz

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier vergroot je het preparaat
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 37 - Quiz

met welk onderdeel kunnen we licht regelen bij microscoop
A
objectief
B
grote schroef
C
diafragma
D
revolver

Slide 38 - Quiz

Waarvoor is de revolver?
A
Om mee te schieten.
B
Om te wisselen van lens sterkte
C
Om te wisselen van oculair
D
Om te draaien met de microscoop.

Slide 39 - Quiz

Met welk onderdeel van de microscoop draai je een ander objectief met een grotere vergroting voor?
A
Oculair
B
Revolver
C
Tubus
D
Tafel

Slide 40 - Quiz

In welke volgorde ruim je de microscoop op?
op kleinste objectief zetten
preparaat weghalen
lampje uit
tafel omlaag draaien
microscoop oppaken en wegbrengen

Slide 41 - Drag question

• 
Tekenregels 

Bij het vak Biologie kennen we een aantal tekenregels. Hieronder zie je ze op een rijtje staan. 
- Gebruik een HB potlood met scherpe punt. 
Noteer rechtsboven in het tekenvak: 
  • Je voornaam en achternaam 
  • De naam van wat je hebt getekend 
  • De eventuele vergroting van wat je hebt nagetekend 
  • Eventueel of het een dwarsdoorsnede of lengtedoorsnede is 
      Eventueel of het een vooraanzicht is 
- Gebruik altijd een liniaal om rechte horizontale lijnen te maken. 
- Plaats de naam van onderdelen in je tekening recht onder           elkaar. 
- Teken waarheidsgetrouw (teken alleen dat wat je ook echt          kunt zien).  
- Teken strakke lijnen, ga niet schetsen. 
- Werk netjes en zorgvuldig. 
Hoe moet je tekenen?

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Opdrachten bij deze basisstof:


Lezen:

Blz. 96 t/m 99



 
Klaar?

Maak: Test jezelf 2.4
Maak: begrippenlijst.
2.1, 2.2, 2.3, 2.4
Werkblad maken.
 
Maken:

opdracht: 
1 t/m 4
Klaar? nakijken!
 

Slide 44 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 45 - Slide