WEEK 4 EN 5

WEEK 4 EN 5
1 / 58
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 200 min

Items in this lesson

WEEK 4 EN 5

Slide 1 - Slide

NIEUW NEDERLANDS HOOFDSTUK 3


SCHRIJVEN 1 en 2

Slide 2 - Slide

NIEUW NEDERLANDS HOOFDSTUK 3

SCHRIJVEN 1 EN 2

1 VAN BOUWPLAN NAAR TEKST

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

stap 1 inhoud genereren
en structureren

laten we een wordweb maken
met als onderwerp:
racisme

Slide 5 - Slide

racisme

Slide 6 - Mind map

bedenk hierbij documentatievragen

Slide 7 - Slide

vragen racisme

Slide 8 - Mind map

daarna zoek je geschikte bronnen
en stel je een documentatiemap samen

daarna maak je een bouwplan

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

1 wat is het tekstdoel?
2 wat is de structuur?
3 eerste alinea
4 onderwerp introduceren

Slide 11 - Slide

1 wat is het tekstdoel?
2 wat is de structuur?
3 eerste alinea
4 onderwerp introduceren
1 overtuigen
2 argumentatiestructuur
3 anekdote of aandacht trekken
4 door het geven van je standpunt.

Slide 12 - Slide

argumenten mobieltjes verbieden

Slide 13 - Mind map

bedenk een titel

Slide 14 - Mind map

geef je conclusie

Slide 15 - Mind map

Nieuw Nederlands schrijven 2
uiteenzetting

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Nieuw Nederlands schrijven 2

we lezen tekst 1
op blz. 117
maak daarna opdracht 1

Slide 18 - Slide

Nieuw Nederlands schrijven 2
antwoorden opdracht 1
1  voorbeeld
2  door vragen te stellen
3  de plasticsoep in de oceanen neemt verontrustende vormen aan, maar we kunnen daar wat aan doen door ons bewust te worden van ons plasticgebruik.
4  probleem-oplossing
5  steeds meer plastic
    producenten moeten meedoen
    bewustwording

Slide 19 - Slide

NIEUW NEDERLANDS
BASIS 9
DOCUMENTEREN

Slide 20 - Slide

hoe kun je je documenteren?
  1. eerst vragen bedenken
  2. waar ga je zoeken?
    eerst internet
    boeken?
    ook enquête? 
  3. hoe controleer je de informatie?
    zoek de homepage op
    kijk kritisch naar de samensteller van de website

Slide 21 - Slide

documentatievragen bij faalangst

Slide 22 - Mind map

documentatievragen bij tweetaligheid

Slide 23 - Mind map

documentatievragen over discriminatie

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Video

stappenplan documentatiemap
  1. eerst vragen bedenken
  2. waar ga je zoeken?
    eerst internet
    boeken?
    ook enquête? 
  3. hoe controleer je de informatie?
    zoek de homepage op
    kijk kritisch naar de samensteller van de website

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

BASIS 9
DOCUMENTEREN


bestudeer dit hoofdstuk aandachtig en maak de oefeningen op internet

Slide 28 - Slide

bestudeer alle theorie die we tot nu toe hebben behandeld

maak ook de extra oefeningen online

Slide 29 - Slide

BOEKVERGELIJKING
Kijk naar een filmpje waarin twee
studenten een boekvergelijking
bespreken. 
Maak notities en bepaal
een cijfer.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

BRONVERMELDING IN WORD
Je krijgt van je docent een uitleg
op papier.
Bestudeer deze stof thuis

Slide 32 - Slide

NIEUW NEDERLANDS 3
SCHRIJVEN 3 EN 4

Slide 33 - Slide

SCHRIJVEN 3
BETOOG

Slide 34 - Slide

betoog
Een betoog is een tekst waarmee je als schrijver de lezers wilt overtuigen van jouw standpunt. Een betoog bevat:
• het standpunt (de mening) van de schrijver over een bepaalde kwestie;
• feitelijke en/of waarderende argumenten voor dat standpunt;
• feiten en/of voorbeelden die de waarderende argumenten ondersteunen;
• eventueel tegenargumenten en de weerlegging daarvan.

Slide 35 - Slide

betoog
Je betoog is overtuigend als je argumentatie goed is. Let daarbij op de volgende punten:
• Feitelijke argumenten moeten waar zijn.
• Waarderende argumenten moeten waar zijn: ze moeten door iedereen gedeeld worden (Kinderen horen geen alcohol te drinken), of ze moeten ondersteund worden met feiten, cijfers of voorbeelden.
• De argumenten moeten relevant zijn; drogredenen bijvoorbeeld zijn niet relevant.

Slide 36 - Slide

betoog
• De argumenten moeten consistent zijn: ze mogen elkaar niet tegenspreken.
• De argumenten moeten met elkaar het standpunt voldoende ondersteunen.
• Eventuele tegenargumenten moeten gevolgd worden door een afdoende weerlegging.

Je kunt voor een betoog de volgende tekststructuren gebruiken:
• argumentatiestructuur;
• voor- en nadelenstructuur.

Slide 37 - Slide

betoog
Standpunt van het publiek
De opbouw van een betoog hangt af van het vermoedelijke standpunt van de lezers. Je moet dus vooraf bepalen hoe je publiek waarschijnlijk over de kwestie denkt. Bijvoorbeeld: bij een nieuw, nog onbekend onderwerp hebben de lezers vaak nog geen standpunt bepaald; ze hebben een standpunt van twijfel.

Slide 38 - Slide

betoog
Zo werk je als de lezers vermoedelijk een standpunt van twijfel hebben:
• Introduceer in de inleiding van het betoog het onderwerp en presenteer je standpunt (mening, stelling).
• Geef in het middenstuk de argumenten voor dat standpunt. Je hoeft bij een publiek met een standpunt van twijfel geen tegenargumenten te geven. Als je wel een tegenargument noemt, dan geef je ook een weerlegging erbij.
• Herhaal in het slot je standpunt in iets andere bewoordingen.

Slide 39 - Slide

betoog
Ook voor- en nadelen kun je inzetten als argumenten. In plaats van de argumentatiestructuur kun je dus ook de voor- en nadelenstructuur gebruiken.

Slide 40 - Slide

betoog
Je moet anders te werk gaan als je een standpunt hebt waarmee de lezers het waarschijnlijk niet eens zijn, bijvoorbeeld Alleen mensen met een vwo-diploma mogen stemmen. De lezers hebben dan een tegenovergesteld standpunt.

Slide 41 - Slide

betoog
Zo werk je als de lezers waarschijnlijk een tegenovergesteld standpunt hebben:
• Presenteer in de inleiding je standpunt (liefst niet als een vraag die je in de tekst beantwoordt). Let erop dat je in de titel niet meteen je standpunt verraadt.
• Geef in het middenstuk naast de (vóór)argumenten ook tegenargumenten, maar weerleg die meteen: laat zien dat ze niet kloppen of minder zwaar wegen dan de argumenten vóór je standpunt.

Slide 42 - Slide

betoog
Als je de voor- en nadelenstructuur gebruikt, noem je nu wél de nadelen en toon je aan dat die nadelen minder belangrijk zijn dan de voordelen.

• (Beantwoord in het slot de vraag uit de inleiding). Dat is je conclusie, je eigen standpunt. Voordat je jouw standpunt geeft, kun je kort de argumenten tegen elkaar afwegen: welke argumenten wegen het zwaarst en waarom, de voorargumenten (voordelen) of de tegenargumenten (nadelen)?

Slide 43 - Slide

betoog
Als je de voor- en nadelenstructuur gebruikt, noem je nu wél de nadelen en toon je aan dat die nadelen minder belangrijk zijn dan de voordelen.

• (Beantwoord in het slot de vraag uit de inleiding). Dat is je conclusie, je eigen standpunt. Voordat je jouw standpunt geeft, kun je kort de argumenten tegen elkaar afwegen: welke argumenten wegen het zwaarst en waarom, de voorargumenten (voordelen) of de tegenargumenten (nadelen)?

Slide 44 - Slide

betoog
Maak opdracht 1 op blz. 120

Slide 45 - Slide

Nakijken opdracht 1 op blz. 120
Vraag 1: Fabrikanten van levensmiddelen moeten (gedwongen worden) minder zout in hun producten te verwerken.
Vraag 2: 
1 Slecht voor de gezondheid

2 Risicogroepen 

3 Rol van fabrikanten 

4 Zout is ook goed

Slide 46 - Slide

Nakijken opdracht 1 vraag 3/4
Al.3 Ten eerste blijkt uit verscheidene onderzoeken dat een te grote zoutinname zeer slecht is voor de gezondheid.
Al.4 Verder krijgen bij 'n te grote zoutinname de nieren het zwaar te verduren.
Al.5 Bepaalde bevolkingsgroepen moeten extra goed opletten dat ze niet te veel zout binnenkrijgen.
Al.6 De Consumentenbond pleit dan ook al jaren voor een verlaging van het zoutgehalte in levensmiddelen.
Al.7 De fabrikanten geven evenwel aan dat minderen niet zo eenvoudig is.
Al.8 Dit is echter onzin.
Al.9 Overigens is zout niet alleen maar ongezond.

Slide 47 - Slide

Nakijken opdracht 1 vraag 5/6
5: argumentatiestructuur

6: De auteur heeft haar standpunt goed beargumenteerd. Haar argumenten zijn waar, relevant en consistent.


- Te veel zout is ongezond. 

- Sommige groepen mensen lopen extra risico door te veel zout. 

- Fabrikanten kunnen minder zout in hun producten verwerken.

Slide 48 - Slide

NIEUW NEDERLANS SCHRIJVEN
HOOFDSTUK 4 BESCHOUWING

Slide 49 - Slide

HOOFDSTUK 4 BESCHOUWING
Beschouwing: de lezer aan het denken zetten (opiniëren)
Je schetst een probleem en bekijkt het van alle kanten.
In een beschouwing komen feiten, oorzaken en oplossingen van een probleem, voor- en nadelen van de oplossingen, verschillende meningen van deskundigen en betrokkenen. De deskundigen en betrokkenen introduceer je duidelijk.
In het slot komt geen conclusie, hooguit een aanbeveling hoe men tot een oplossing kan komen.

Slide 50 - Slide

HOOFDSTUK 4 BESCHOUWING
Je kunt voor een beschouwing de volgende tekststructuren gebruiken:

• voor- en nadelenstructuur;
• probleem-oplossingsstructuur;
• verklaringsstructuur.

Slide 51 - Slide

HOOFDSTUK 4 BESCHOUWING
maak opdracht 1 op bladzijde 124

Slide 52 - Slide

nakijken opdracht 1 op bladzijde 124
1. voorbeeld
2. het probleem benoemen en een vraag te stellen
3. over het al dan niet gelijk berechten van jeugdige en volwassen misdadigers lopen de meningen uiteen
4. een samenvatting van hetgeen voor- en tegenstanders vinden van een coulante behandeling van jeugdige misdadigers


Slide 53 - Slide

nakijken opdracht 1 op bladzijde 124
vraag 5
1. terugkeer in de maatschappij
2. gebrekkig beoordelingsvermogen?
3. terugvallen in de criminaliteit
vraag 6
- Er worden veel feiten gegeven.

- Het onderwerp wordt van verschillende kanten belicht: de verschillende meningen van deskundigen worden vermeld en resultaten van verschillende onderzoeken worden genoemd.

- Uit de slotzin ('Jeugdigen coulant behandelen of ze net zo zwaar straffen als volwassenen, het is en blijft een duivels dilemma.') blijkt dat de kwestie open blijft; de auteur neemt geen standpunt in. 


Slide 54 - Slide

Slide 55 - Video

MAX HAVELAAR

We bespreken een fragment uit
Max Havelaar van Multatuli
over Saïdjah en Adinda

Slide 56 - Slide

MAX HAVELAAR

We bespreken een fragment uit
Max Havelaar van Multatuli
over Saïdjah en Adinda
we kijken samen de antwoorden
op de vragen na

Slide 57 - Slide

HUISWERK

BESTUDEER VAN FORMULEREN 5 T/M 7
BESTUDEER CURSUS 2 LEZEN HOOFDSTUK 3

Slide 58 - Slide