12/1 3e les klas 1

mercredi douze janvier - classe 1
C
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

mercredi douze janvier - classe 1
C

Slide 1 - Slide

Le planning
- herhaling grammatica être / avoir
- au travail!


doel: kennis van unité 2 ophalen en herhalen
être en avoir door elkaar kunnen gebruiken


Slide 2 - Slide

Etre (zijn)

Je suis
Tu es
Il, elle, on est

nous sommes
vous êtes
ils, elles sont
Avoir (hebben)

J'ai
Tu as
Il, elle, on a

nous avons
vous avez
ils, elles ont

Slide 3 - Slide

zijn
Let op de uitspraak bij vous êtes  :  <z>
en bij 
ils sont   &
elles sont......   :  <S>

Houd   tu es  en
il / elle / on est
uit elkaar :
overal  1  "t"
Leer 2 kanten op :
F>N  &  N>F
tu es = ....
Ils  sont = .....
être

Slide 4 - Mind map

zijn =
A
être
B
avoir

Slide 5 - Quiz

hebben =
A
être
B
avoir

Slide 6 - Quiz

être of avoir?

Tu es
A
être
B
avoir

Slide 7 - Quiz

être of avoir?

Il a
A
être
B
avoir

Slide 8 - Quiz

être of avoir?

Ils ont
A
être
B
avoir

Slide 9 - Quiz

être of avoir?

Je suis
A
être
B
avoir

Slide 10 - Quiz

être of avoir?

Ils sont
A
être
B
avoir

Slide 11 - Quiz

elle (avoir)
A
vont
B
sont
C
ont
D
a

Slide 12 - Quiz

tu (avoir)
A
es
B
as
C
a
D
est

Slide 13 - Quiz

Nous (être)
A
faisons
B
avons
C
êtes
D
sommes

Slide 14 - Quiz

Elle ..... douze ans
A
est
B
a
C
es
D
ont

Slide 15 - Quiz

Je ... (ben) parti

Slide 16 - Open question

Madame Zwoferink ... (is) tombé malade

Slide 17 - Open question

Dion et Sandro ... (zijn) sortis de la classe

Slide 18 - Open question

Vous ... (hebben) bien travaillé!!

Slide 19 - Open question

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij zijn
C.  jij/je  hebt
D.  wij/we  zijn
E. jij / je bent
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  es
3.  ils  sont
4.  tu  as
5.  nous  sommes
6.  elle  a

Slide 20 - Drag question

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. u  heeft
B. zij zijn
C.  ik  ben
D.  men  is / wij hebben
E.  ik  heb
F. jullie  zijn
1.  vous  avez
2.  j' ai
3.  elles  sont
4.  je  suis
5.  on  est
6. vous  êtes

Slide 21 - Drag question

   Être
Wat weet je van het werkwoord
être ? Waar moet je op letten?
Handige tips....

Slide 22 - Mind map

Au travail!
Ga aan de slag met een van de volgende onderdelen:
- Ken je de grammatica van avoir niet goed? Oefen op p.76  of klik hier
- Ken je de grammatica van de bez. vnw. niet goed? Oefen op p.77 of klik hier
- Vind je leesvaardigheid moeilijk? Oefen op p.75 met de ***opdracht 
- Vind je luistervaardigheid moeilijk? Oefen online (klik hier) 
- Wil je oefenen met de getallen? Oefen online (klik hier)

Klaar? Ga woordjes leren of maak nog een van de onderdelen.

Je werkt in stilte en voor jezelf. Als je vragen hebt, stel mij die dan in de chat op Teams. 
Je mag met oortjes in werken.

Slide 23 - Slide

À la semaine prochaine !

Slide 24 - Slide