Trede 13_semaine 3_leçon 1

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Semaine derniere
  • Onderdeel C'est où ça? afmaken
  • Leren over voorzetsels 
  • Eindpresentatie 1 (lezen)
  • Eindpresentatie 2 (jezelf presenteren)
  • Teksten lezen, ideeën verzamelen over je presentatie
  • Afspraak: werken met LessonUp, iedereen logt in, iedereen geeft antwoord
Cette semaine
  • Onderdeel 'On adore les clichés'
  • De ww. aimer, adorer, préfèrer, détester uitleggen (vervoegingen, betekenis)
  • Stereotypen vs. vooroordelen
  • Praten over NL clichés
  • De ontkenning herhalen
  • Beginnen aan de tweede eindpresentatie en de opdr. afmaken

Slide 3 - Slide

Les buts pour aujourd'hui (doelen voor vandaag)
  • Je kent de vertaling van de ww. 'aimer, adorer, préfèrer, détester'
  • Je weet hoe je ze kan toepassen in je einpresentatie
  • Je hebt de opdracht over deze ww. in het Portal af
  • 1 zin: wat je leuk vindt (aimer, adorer)
  • 2 zin: wat je niet leuk vindt (détester/ ne...aime...pas)

Slide 4 - Slide

J'aime? Je déteste?
J'adore? Je n'aime pas? Je préfère? 

Slide 5 - Slide

Betekenis/ vertaling
1. Aimer = houden van
2. Adorer = gek zijn op
3. ne + ww + pas = niet/ geen (ontkenning)
4. Détester = een hekel aan iets hebben
5. Préfèrer = iets liever hebben...

Slide 6 - Slide

Hoe vervoeg je ze? Stappen. 
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal -er weg (= stam)
3. Uitgangen
(ik) je + e
(jij) tu + es
 (hij/ zij/ men) il/ elle/ on + e
 (wij) nous + ons
( u/ jullie) vous + ez
(zij meervoud) ils/ elles + ent

Voorbeelden
1. Aimer
2. Aim
3. Uitgangen
J'aime
Tu aimes
Il/ elle/ on aime
nous aimons
vous aimez
ils/ elles aiment

Slide 7 - Slide

Portal: onderdeel 'On adore les clichés'
1. Samen een bron maken: Oefen met de werkwoorden 'aimer' 'adorer' 'détester' 'préfèrer'
2. 5-10 minuten
- Klaar: bedenk/ schrijft op 2 zinnen die je gaat gebruiken bij je eindpresentatie. Eén met iets wat je leuk vindt en één met iets wat je niet leuk vindt

Slide 8 - Slide

De vertaling van het werkwoord 'aimer' is... (J'aime le tennis)
A
gek zijn op
B
iets liever hebben
C
houden van
D
een hekel hebben aan

Slide 9 - Quiz

De vertaling van het werkwoord 'préfèrer' is... (J'aime le tennis, mais je préfère le foot)
A
een hekel hebben aan
B
houden van
C
gek zijn op
D
iets liever hebben

Slide 10 - Quiz

De vertaling van het werkwoord 'détester' is... (Je déteste l'école)
A
een hekel hebben aan
B
iets liever hebben
C
houden van
D
gek zijn op

Slide 11 - Quiz

De vertaling van het werkwoord 'adorer' is... (J'adore Paris)
A
houden van
B
gek zijn op
C
een hekel hebben aan
D
iets liever hebben

Slide 12 - Quiz

Welke 2 zinnen ga je gebruiken bij je eindpresentatie? 1 met iets wat je leuk vindt en 1 met iets wat je niet leuk vindt/ iets waar je een hekel aan hebt.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide