GL 22-23 week 29 mei t/m 2 juni Les 5

nieuwe vraagsoort + bepreken
Theorie: 
  1. Welke stappen zet je bij het lezen van de tekst?
  2. Wat doe je bij een korte tekst?
  3. Wat doe je als er GEEN inleiding van een tekst is?
  4. Waarom zijn tussenkopjes per alinea belangrijk?
  5. Waarom lees je van elke alinea de 1e en laatste zin?
  6. Welke vraagsoorten heb je?
Beantwoord met je buurman/buurvrouw vraag 1 t/m 6 (5 min)

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

nieuwe vraagsoort + bepreken
Theorie: 
  1. Welke stappen zet je bij het lezen van de tekst?
  2. Wat doe je bij een korte tekst?
  3. Wat doe je als er GEEN inleiding van een tekst is?
  4. Waarom zijn tussenkopjes per alinea belangrijk?
  5. Waarom lees je van elke alinea de 1e en laatste zin?
  6. Welke vraagsoorten heb je?
Beantwoord met je buurman/buurvrouw vraag 1 t/m 6 (5 min)

Slide 1 - Slide

Leesles 
Antwoorden op:
  1. Welke stappen zet je bij het lezen van de tekst?
  2. Wat doe je bij een korte tekst?
  3. Wat doe je als er GEEN inleiding van een tekst is?
  4. Waarom zijn tussenkopjes per alinea belangrijk?
  5. Waarom lees je van elke alinea de 1e en laatste zin?
  6. Welke vraagsoorten heb je?


Slide 2 - Slide

Vraagsoorten: Beweringsvraag
Altijd in de vorm van een stelling / bewering
Je kan aankruisen wel-niet of juist onjuist
Altijd minimaal 3 stellingen
Het kan zo zijn dat je allemaal wel hebt of allemaal niet


Slide 3 - Slide

Hoe maak je een Beweringsvraag?

Slide 4 - Slide

Aan de slag
Wat: Je krijgt 2 teksten met beweringsvragen
HOe: je maakt deze IN STILTE
eerder klaar? check of je je huiswerk voor vandaag af hebt, is dat zo?  Dan ga je woordjes leren in quizziz, via de link die ik deel in onze tegel
Tijd: 8 min

Na de 8 min vergelijk je met elkaar de antwoorden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Theorie
1. Wat is de titel van de tekst? Vertaal deze naar het Nederlands.

2. Uit hoeveel alinea’s bestaat deze tekst?


3. Vertaal de tussenkopjes naar het Nederlands



Slide 7 - Slide

Vraagsoorten
Gatenvraag
juist-onjuistvragen



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht
Wat: je krijgt een tekst en gaat de bijbehorende opdrachten maken
Hoe: via werkbladen, markeer in de tekst waar je het antwoord vandaan hebt.
eerst in tweetal
daarna in viertal
Tijd: 20 minuten
Verwerking: antwoorden op placematblad
Bespreken: je krijgt het antwoord te horen

Slide 10 - Slide

5. Wat wordt uit de inleiding over Nora Tschirner duidelijk?

A
Sie arbeitet an mehreren Filmen gleichzeitig
B
Sie macht beruflich noch mehr außer Schauspielen
C
Sie spielt am liebsten Rollen in Kinderfilmen

Slide 11 - Quiz

6. Welk woord past inhoudelijk op het gat van alinea 1?


A
faul
B
nervös
C
ungeduldig
D
ungehorsam

Slide 12 - Quiz

7. Was macht Absatz 2 über Nora deutlich?


A
Sie bedauert es, keine Lehrerin geworden zu sein.
B
Sie hat eine Lehrerin von ihr sehr bewundert.
C
Sie ist auf eine besondere Schule gegangen.
D
Sie übt Kritik an dem Schulsystem.

Slide 13 - Quiz

Geef bij elke bewering over Nora aan of ze wel of niet met de inhoud van de alinea’s 3-5 overeenkomen.

1 Nora doet alleen aan hobby’s die voor haar beroep nuttig zijn.


A
niet
B
wel

Slide 14 - Quiz

Geef bij elke bewering over Nora aan of ze wel of niet met de inhoud van de alinea’s 3-5 overeenkomen.

2 Nora onthoudt moppen door ze op te schrijven.


A
niet
B
wel

Slide 15 - Quiz

Geef bij elke bewering over Nora aan of ze wel of niet met de inhoud van de alinea’s 3-5 overeenkomen.

3 Nora wilde eerst zangeres worden.

A
niet
B
wel

Slide 16 - Quiz

Vul je gemaakte vragen in

Slide 17 - Open question