Erfelijkheid

Wat is een allel?
A
Een bepaalde variant van een gen
B
Een eigenschap
C
Het uiteinde van een stuk DNA
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is een allel?
A
Een bepaalde variant van een gen
B
Een eigenschap
C
Het uiteinde van een stuk DNA

Slide 1 - Quiz

Allelen paren zijn altijd hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Wat betekent homozygoot?
A
Twee keer hetzelfde allel voor een gen
B
Verschillende allelen voor een gen
C
Een twee-eiige tweeling
D
Een gen met verschillende eigenschappen

Slide 3 - Quiz

Een man en een vrouw hebben beide 1 allel voor blond haar en 1 allel voor bruin haar. Ze krijgen samen een kind. Welke allelencombinaties zouden kunnen voorkomen bij dit kind?
A
alleen bruin-bruin
B
alleen blond-blond of bruin-bruin
C
alleen blond-bruin
D
blond-blond, bruin-bruin of blond-bruin

Slide 4 - Quiz

Welk allel is dominant?
A
Witte vacht
B
Zwarte vacht
C
Dat kan je niet weten
D
Vachtkleur

Slide 5 - Quiz

Welk allel is recessief?
A
Allel voor steil haar
B
allel voor krullend haar

Slide 6 - Quiz

Anne heeft een allel voor groene ogen en een allel voor blauwe ogen.
Is Anne homozygoot of heterozygoot voor oogkleur?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 7 - Quiz

Wat is een allel dat te maken heeft met haar?
A
Haarkleur
B
Blond
C
Haarvorm
D
Blauw

Slide 8 - Quiz


Het allel voor een 'wipneus' (a) is recessief ten opzichte van het allel voor 'geen wipneus' (A).
Wat kan het genotype zijn van iemand zonder wipneus?

A
AA of aa
B
AA of Aa
C
Aa of aa
D
Alleen AA

Slide 9 - Quiz

Hebben de geslachtscellen van één man allemaal hetzelfde genotype of is het verschillend?
A
hetzelfde
B
verschillend

Slide 10 - Quiz

uit hoeveel zaadcellen is een eeneiige tweeling ontstaan?
A
1
B
2

Slide 11 - Quiz

Een geslachtscel bevat
A
48 chromosomen
B
47 chromosomen
C
46 chromosomen
D
23 chromosomen

Slide 12 - Quiz

Wat is het genotype?
A
de zichtbare eigenschappen van een organisme
B
de erfelijke eigenschappen van een organisme

Slide 13 - Quiz

Uit hoeveel zaadcellen is een twee-eiige tweeling ontstaan?
A
1
B
2

Slide 14 - Quiz

Uit hoeveel eicellen is een eeneiige tweeling ontstaan?
A
1
B
2

Slide 15 - Quiz

Een mens heeft in elke celkern van een lichaamscel
A
48 chromosomen
B
47 chromosomen
C
46 chromosomen
D
23 chromosomen

Slide 16 - Quiz

Uit hoeveel eicellen is een twee-eiige tweeling ontstaan?
A
1
B
2

Slide 17 - Quiz

Een chromosoom is
A
een erfelijke eigenschap
B
een deel van je genen
C
een lange, dunne draad

Slide 18 - Quiz

DNA is
A
het materiaal waaruit een chromosoom grotendeels bestaat
B
het materiaal waaruit je fenotype grotendeels bestaat

Slide 19 - Quiz