5.3 Concentratie en moraliteit

Concentratie en moraliteit
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Concentratie en moraliteit

Slide 1 - Slide

Doelen voor vandaag
Je weet wat de concentratie is. 
Je kan rekenen aan de molariteit. 

Slide 2 - Slide

Welke vragen van het huiswerk moeten we samen doen?

Slide 3 - Mind map

concentratie/ molariteit
Concentratie (symbool c) van een stof in een oplossing is de hoeveelheid stof (meestal gram) per volume eenheid (meestal Liter) van de oplossing.
c = m : V   (let op: volume van de oplossing, niet de opgeloste stof)
Molariteit (weergegeven door de stof tussen vierkante haakjes te zetten) is de concentratie in mol per Liter:  [X] = n : V
(let op: volume van de oplossing, niet de opgeloste stof)

Slide 4 - Slide

Neem deze over!

Slide 5 - Slide

concentratie/ molariteit
Voorbeeld:   We lossen 6,0 gram calciumchloride op in water.
               Er ontstaat een oplossing met een volume van 500 mL.
        a.    Bereken het aantal mol opgeloste calciumchloride.
        b.     Bereken de molariteit van de ionconcentraties.
    
    a.        m = 6 gram calciumchloride: CaCl2
               M = 110,98 g · mol -1
               n = m : M = 6,0 : 110,98 = 0,054 mol

Slide 6 - Slide

Concentratie/ molariteit
Voorbeeld: Er ontstaat een oplossing met een volume van 500 mL.
        a.     6,0 gram calciumchloride  = 0,054 mol   
        b.     Bereken de molariteit van de ionconcentraties.
        b.    oplossen:         CaCl2 (s)   ->    Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq)
                molverhouding:          1                  1                     2
                aantal mol              0,054 mol    0,054 mol    0,11 mol
                [Ca ] = 0,054 : 0,500 L = 0,11 mol · L-1   = 0,11 M (molair) 
                [Cl -]    = 0,11 : 0,500 L = 0,22 mol · L-1  = 0,22 M (molair)            

Slide 7 - Slide

We lossen 3,0 mol natriumchloride op in 500 mL water.
Hoeveel mol natriumionen heb je in de oplossing?
(30 s)
A
1,5 mol
B
3,0 mol
C
4,5 mol
D
6,0 mol

Slide 8 - Quiz

concentratie/ molariteit
oplosvergelijking:      NaCl (s) -> Na+ (aq)  +   Cl- (aq)
molverhouding:                1            :      1               :      1
dus:                                    3,0 mol        3,0 mol        3,0 mol  

Slide 9 - Slide

We lossen 3,0 mol natriumchloride op in 500 mL water.
Wat is de molariteit van natriumionen in de oplossing? (30 s)
A
0,75 mol/L
B
1,5 mol/L
C
3,0 mol/L
D
6.0 mol/L

Slide 10 - Quiz

We lossen 1,0 mol aluminiumsulfaat op in 2,0 L water.
Hoeveel mol aluminiumionen heb je in de oplossing? (30 s)
A
0,50 mol/L
B
1,0 mol/L
C
1,5 mol/L
D
2,0 mol/L

Slide 11 - Quiz

concentratie/ molariteit
oplosvergelijking:  Al2(SO4)3 (s) -> 2 Al 3+ (aq)  +   3 SO4 2- (aq)
molverhouding:              1        :                    2           :                3
dus:                                     1,0 mol               2,0 mol                 3,0 mol  


Slide 12 - Slide

We lossen 1,0 mol aluminiumsulfaat op in 2,0 L water. Dus 2,0 mol aluminiumionen in de oplossing.
Wat is de molariteit van de aluminiumionen in de oplossing? (30 s)
A
0,5 mol/L
B
1,0 mol/L
C
2,0 mol/L
D
6.0 mol/L

Slide 13 - Quiz

concentratie/ molariteit
oplosvergelijking:  Al2(SO4)3 (s) -> 2 Al 3+ (aq)  +   3 SO4 2- (aq)
molverhouding:              1        :                    2           :                3
dus:                                     1,0 mol               2,0 mol                  3,0 mol

                        [Al3+ ] = n : V opl = 2,0 : 2,0  L = 1,0 mol/L


Slide 14 - Slide

Aan de slag
  • Leren 5.3
  • Vragen 26 t/m 29
  • Lezen 5.4

Slide 15 - Slide