2.2 Vlakke spiegels

2.2 Vlakke spiegels
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

2.2 Vlakke spiegels

Slide 1 - Slide

Vandaag
Uitleg 2.2 (15 min)
Oefenen in LessonUp (10 min)
Lezen paragraaf 2.2
Maken opgave uit het boek (15 min)


 


Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.2 Vlakke spiegels
 Je kunt:

- het verschil beschrijven tussen spiegelende en diffuse weerkaatsing;
- tekenen waar een spiegelbeeld zich bevindt;
- uitleggen waarom een spiegelbeeld ontstaat en waarom het virtueel is;
- de spiegelwet toepassen om een teruggekaatste lichtstraal te tekenen


Slide 3 - Slide

2.2 Vlakke Spiegels
W

W

Slide 4 - Slide

Een voorwerp kaatst het licht (zonlicht) terug. Dit licht komt in je ogen.

Een reflector kaatst het licht extra goed terug.
Het weerkaatsen van licht noem je reflectie.



Slide 5 - Slide

2 soorten weerkaatsing
Diffuse terugkaatsing

Bij diffuse weerkaatsing wordt het licht in alle richtingen gereflecteerd.

Slide 6 - Slide

Spiegelende terugkaatsing

Bij spiegelende weerkaatsing wordt het licht in één richting gereflecteerd.

Slide 7 - Slide

Hoe noem je deze soort terugkaatsing?
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
Hoek van inval = hoek van uitval
D
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing

Slide 8 - Quiz

In de afbeelding zie je een voorbeeld van....
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
absorptie
D
diffuse en spiegelende kerugkaatsing

Slide 9 - Quiz

In de afbeelding zie je een voorbeeld van....
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
absorptie
D
doorlating

Slide 10 - Quiz

Op de afbeelding hiernaast is er sprake van...
A
spiegelende terugkaatsing
B
diffuse terugkaatsing
C
heldere terugkaatsing
D
geen terugkaatsing

Slide 11 - Quiz

Een lamp is op een witte muur gericht. De ruwe muur weerkaatst het licht.
Er is hier sprake van ...
A
Absorptie
B
Spiegeling
C
Spiegelende terugkaatsing
D
Diffuse terugkaatsing

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je deze soort terugkaatsing?
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
indirecte terugkaatsing
D
natuurlijke terugkaatsing

Slide 13 - Quiz

Virtueel beeld 
- Een virtueel beeld is een beeld dat je wel kunt zien,
  maar dat er niet echt is.
- Het beeld ziet er net zo uit als het voorwerp.
- Het heeft dezelfde vorm.
- Het is even groot.
- Het beeld staat net zo ver 
  achter de spiegel als het
  voorwerp ervoor.

Slide 14 - Slide

Het beeld in de spiegel 
staat net zo ver achter 
de spiegel als ervoor.
 

Slide 15 - Slide

Het tekenen van de teruggekaatste bundel.
Met behulp van het virtuele beeld kun je de teruggekaatste lichtbundel tekenen.

Een spiegelbeeld noem je ook wel een virtueel beeld.

Slide 16 - Slide

De spiegel kaatst dit licht  terug. 

Daardoor lijkt het licht uit de punten B1 en B2 achter de spiegel te komen.

Achter de spiegel lijkt er zich een beeld te bevinden (B1-B2)
Vanuit de punten L1- L2 valt er licht op de spiegel. .

Slide 17 - Slide

Vlakke spiegels
Teken het spiegelbeeld van de driehoek ABC.

Slide 18 - Slide

Het tekenen van het spiegelbeeld
.

Het spiegelbeeld A’ ligt even ver van de spiegel-as als A.


Leg de loodlijn van je geodriehoek op lijn s zoals hiernaast.
Teken het spiegelbeeld van A.


Slide 19 - Slide

Het tekenen van het spiegelbeeld.

Teken het spiegelbeeld ∆A’B’C’.


Teken op dezelfde manier de punten B’ en C’. 

Je hoeft de hulplijnen niet uit te gummen.


Slide 20 - Slide


Wat is het juiste spiegelbeeld?
A
B
C

Slide 21 - Quiz

De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel.
Kruis de juiste bewering aan over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld.
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam

Slide 22 - Quiz

Klaas staat voor de spiegel zichzelf nauwkeurig te bekijken. Hij kan zichzelf in de spiegel maar voor de helft zien. Daarom doet hij een stap achteruit zodat hij twee keer zo ver van de spiegel staat. Wat ziet Klaas dan in de spiegel?
A
Hij ziet zichzelf volledig maar twee keer zo klein.
B
Hij ziet nog steeds de helft maar twee keer zo klein.
C
Hij ziet zichzelf volledig maar vier keer zo klein.
D
Er is niets verandert aan zijn spiegelbeeld.

Slide 23 - Quiz

Hoe heet een spiegelbeeld?
A
Weerspiegeling
B
Weerkaatsing
C
Asbeeld
D
Virtueel beeld

Slide 24 - Quiz

Waar is het spiegelbeeld?
A
Onder het water
B
Op het water
C
Boven het water

Slide 25 - Quiz

Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot

Slide 26 - Quiz

Op welke foto ligt de geodriehoek goed om een spiegelbeeld te maken van de vierhoek?
A
foto 1
B
foto 2
C
foto 3
D
geen foto

Slide 27 - Quiz


Als je jezelf bekijkt in de spiegel, is dan je spiegelbeeld dichterij, even ver of verder weg van de spiegel dan jezelf.
A
dichterbij
B
even ver
C
verder weg

Slide 28 - Quiz

De afstand van het origineel tot de spiegel noem je de:

voorwerpsafstand. Het symbool hiervoor is

Slide 29 - Slide

De afstand van de spiegel tot het virtuele beeld noem je de:
 
beeldafstand.
Het symbool hiervoor is b.

Slide 30 - Slide

Het lijkt alsof de lichtstraal van uit de voet van het spiegelbeeld komt.

Slide 31 - Slide

De werkelijke lichtstraal gaat vanaf de voet via de spiegel naar het oog.

Slide 32 - Slide

De spiegelwet.

De hoek van inval (i) is de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal
.



Slide 33 - Slide

De spiegelwet.

De normaal is een hulplijn loodrecht op de spiegel.


Slide 34 - Slide

De spiegelwet.

De spiegelwet: De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing.   i = t





Slide 35 - Slide

De spiegelwet.

De hoek van terugkaatsing(t) is de hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal
.




Slide 36 - Slide

Leg je geodriehoek loodrecht op de spiegel. 

Slide 37 - Slide

Teken de normaal loodrecht op de spiegel

Slide 38 - Slide

meet de hoek van inval (i).
       (i = 25 graden)

Slide 39 - Slide

Draai je geodriehoek om en leg hem langs de normaal.

Slide 40 - Slide

teken de hoek van terugkaatsing (t) af.
                      (t= 25 graden)

Slide 41 - Slide

Teken de teruggekaatste lichtstraal.

Slide 42 - Slide

Wat is de spiegelwet?
A
"Letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"Bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"Een spiegel is altijd vlak"

Slide 43 - Quiz

Hoe luidt de spiegelwet dus?
A
i = u
B
u = t
C
i = t
D
t = u

Slide 44 - Quiz

Wordt in de figuur hiernaast
gebruik gemaakt
van het spiegelbeeld
of de spiegelwet?
A
De spiegelwet
B
Het spiegelbeeld
C
Weet ik niet

Slide 45 - Quiz

hoe heet de rode lijn op de afbeelding hiernaast .
A
loodlijn
B
rode lijn
C
normaal
D
abnormaal

Slide 46 - Quiz


A
1 = normaal 2 = hoek van inval 3 = hoek van terugkaatsing
B
1 = hoek van terugkaatsing 2 = hoek van inval 3 = normaal
C
1 = hoek van inval 2 = normaal 3 = hoek van terugkaatsing
D
1 = hoek van terugkaatsing 2 = normaal 3 = hoek van inval

Slide 47 - Quiz

De hoek van inval is 70 graden, dan is de hoek van terugkaatsing ..... graden
A
35 graden
B
70 graden
C
140 graden
D
Dat kun je niet zeggen je hebt de normaal niet

Slide 48 - Quiz

Om een teruggekaatste lichtstraal goed te tekenen, moet je de normaal kennen.
Wat is de normaal bij een vlakke spiegel?
De normaal is de lijn ....
A
die loodrecht op de invallende lichtstraal staat.
B
die loodrecht op de spiegel staat.
C
van je oog naar het spiegelbeeld.
D
van je oog naar het voorwerp.

Slide 49 - Quiz

Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen.
Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4

Slide 50 - Quiz

Slide 51 - Slide