Examenvoorbereiding consumptie

KWT Economie
H6. Examenvoorbereiding
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

KWT Economie
H6. Examenvoorbereiding

Slide 1 - Slide

Consumenteninformatie
Consumenten vinden informatie over producten dankzij:
  • Vergelijkend warenonderzoek
  • Vergelijkingssites
  • etiketten
  • keurmerken

Slide 2 - Slide

Vergelijkend warenonderzoek
Vergelijkend warenonderzoek:
onafhankelijk onderzoek waarbij gelijksoortige producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken

Slide 3 - Slide

Een vergelijkend warenonderzoek maakt reclame voor een product.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

Een vergelijkend warenonderzoek is een onderzoek naar:
A
VERSCHILLENDE PRODUCTEN
B
DEZELFDE SOORT PRODUCTEN

Slide 5 - Quiz

Keurmerken?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

6 P's marketingmix?

Slide 8 - Mind map

Marketingmix
  • Prijsbeleid
  • Plaatsbeleid
  • Productbeleid
  • Presentatiebeleid
  • Promotiebeleid
  • Personeelsbeleid

Slide 9 - Slide

Product
Plaats
Prijs
Promotie
Presentatie
Personeel
bereikbaarheid
klantvriendelijk
uitstraling
winkel
verpakking
huismerk
reclame
demonstratie
aanbieding
korting
plaats in rek

Slide 10 - Drag question

Als het aan de kat lag, dan kocht ze...
A
Whiskas
B
Friskies
C
Perfect Fit
D
Royal Canin

Slide 11 - Quiz

Steeds verrassend, altijd voordelig!
A
C&A
B
Hema
C
Kruidvat
D
Etos

Slide 12 - Quiz

Wie is er niet groot mee geworden?
A
Nutella
B
Blue Band
C
Venz hagelslag
D
Calvé Pindakaas

Slide 13 - Quiz

I'm loving it!
A
McDonalds
B
M&M
C
Burger King
D
KFC

Slide 14 - Quiz

Ik ben toch niet gek?
A
Action
B
Dekamarkt
C
Mediamarkt
D
BigBazar

Slide 15 - Quiz

Reclame

Er zijn twee soorten reclames:

  • Commerciele reclame (om producten te verkopen)
  • Ideeele reclame (om mening en gedrag van mensen te veranderen)

 

Er zijn twee soorten commerciele reclames:

  • Informatieve reclame (prijs en eigenschappen van producten)
  • Merkreclame (naam van een product bekend maken)

Slide 16 - Slide

De functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 17 - Slide

Functies van geld
  • Ruilmiddel:       producten kopen
  • Spaarmiddel:   geld sparen
  • Rekenmiddel:  een trui kost €40 en een broek €50

Slide 18 - Slide

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 19 - Quiz

Betalen
  • Contant
  • Pinnen
  • Creditcard
  • Internetbankieren

Slide 20 - Slide

pinpas

  • betalen met eigen geld

  • geld gaat meteen van je rekening af

  • minderjarig en meerderjarig
creditcard

  • betalen met geleend geld

  • geld gaat pas na enkele weken van je rekening

  • alleen als je meerderjarig bent

Slide 21 - Slide

Spaarmotieven
Sparen is inkomen opzijleggen.
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 22 - Slide

Lenen
Een lening bestaat uit:
  • aflossing: het geleende geld terugbetalen
  • rente: de kost om geld te lenen

Leenmotieven zijn:
  • onvoorziene uitgave
  • direct een behoefte bevredigen
  • je verwacht een prijsstijging

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Soorten leningen
Een lening aan consumenten heet een CONSUMPTIEF KREDIET
  • Persoonlijke lening 
  • Doorlopend krediet (maximumbedrag)
  • Koop op afbetaling
  • Huurkoop

Slide 25 - Slide

Rente
  • hoogte van het bedrag
  • looptijd
  • rentepercentage (is altijd per jaar!)


6% per jaar -> 6% : 12 maanden = 0,5% per maand

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

  1. Onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen     
  2. Advies geven over omgaan met geld 
  3. Advies over het maken van een overzicht van inkomsten en uitgaven. 


Slide 28 - Slide

Soorten uitgaven
  • Dagelijkse uitgaven
  • Vaste lasten
  • Incidentele uitgaven
De gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
De uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)

Slide 29 - Slide

Geld tekort? 3 oplossingen


  • Inkomsten vergroten
  • Geld lenen als het echt niet anders kan
  • Bezuinigen (= uitgaven verminderen)


Let op! Je kunt niet meteen op vaste lasten bezuinigen

(= abonnementen etc.)


Slide 30 - Slide

Budgetteren
Begroting = Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren = Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten

Slide 31 - Slide

Welke soorten uitgaven kun je hebben?

Slide 32 - Open question

Een abonnement op een tijdschrift?
A
incidentele uitgaven
B
dagelijkse uitgaven
C
vaste lasten

Slide 33 - Quiz

Abonnement van je telefoon
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 34 - Quiz

Contributie hockey
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 35 - Quiz

Aankoop van shampoo?
A
vaste lasten
B
dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 36 - Quiz

Aankoop van een cd-speler?
A
incidentele uitgaven
B
dagelijkse uitgaven
C
vaste lasten

Slide 37 - Quiz

Reparatie van een computer?
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 38 - Quiz

Benzine tanken hoort bij de ...
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 39 - Quiz

Reserveren
  • Geld opzij zetten (sparen) om hier later grote of      onverwachte uitgaven mee te betalen.   
  • Vooral voor incidentele* uitgaven (vakantie, aanschaf   auto...).   

bedrag  : aantal maanden = reservering per maand
Voorbeeld
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.  

Hoeveel moet ze per maand reserveren? 

€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reserveren.

Slide 40 - Slide

Omrekenen

Slide 41 - Slide