BGER F2: Les 2 (Di 7 nov) Module wonen: Procesverslag en verantwoordingsgesprek

Wonen les 2
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WonenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wonen les 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat lever je in voor deze module?
1. Praktijkles evaluatieformulier: Heb je dit NIET dan opnieuw doen door het uitvoeren thuis of op de BPV. Hiervoor vind je het evaluatieformulier in Teams.

2. Rubric Gedragsobservatie ingevuld door de BPV : uitvoeren ondersteunen/begeleiden cliënt wonen en huishouden

3. Procesverslag: Ter voorbereiding op het verantwoordingsgesprek.

4. Rubric Verantwoordingsgesprek ingevuld door de BPV: (gesprek na het uitvoeren waarin je doormiddel van je procesverslag je geboden ondersteuning/begeleiding van de cliënt bij wonen en huishouden verantwoord)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  1. AWR
  2. Lesdoelen
  3. Theoretische gedeelte
  4. Aan de slag
  5. Eindopdracht
  6. Afsluiting les

Slide 3 - Slide

Deel 1: 90 min (2 x45 min)

5 min. Welkom en AWR
5 min. Energizer
4 min. lesdoelen
3 min. Programma
20 min  Uitleg en Opbouw vak
10 min  Theoretische gedeelte
20 min  Leeractiviteit 2
10 min Lesdoelen check
3 minuten afsluiting les

80 min. totaal




Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Je kan benoemen wat er van je wordt verwacht voor de eindopdracht van wonen. 

Je kan de eindopdracht van de module wonen zelfstandig afronden.






Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Terugblik 
Als huiswerk hebben jullie je verdiept in de volgende zaken:
- Methodisch werken
- Gedragsverandering 
- Motiveren

We gaan de theorie kort nabespreken





Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Theoretische gedeelte

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Methodisch werken
Methodisch werken houdt in dat je een vaste werkwijze aanhoudt bij de begeleiding. Door methodisch te werken, kun je de begeleiding verantwoorden en laten aansluiten op de cliënt.

  • Je krijgt een compleet beeld van de situatie, de cliënt en zijn omgevingsfactoren. 
  • Je kan de begeleiding persoonsgericht maken. 
  • Door de stappen regelmatig te evalueren, kun je de begeleiding ook bijstellen wanneer dit nodig is. 
  • Je  manier van begeleiden op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de cliënt aanpassen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Begeleidingsdoelen inzetten
De zorg en ondersteuning die je biedt aan mensen in een kwetsbare positie, kan verschillende vormen aannemen. Ook de intensiteit kan uiteenlopen. Als begeleider ondersteun je bij persoonlijke verzorging, wonen, dagbesteding en vrije tijd. Het doel is dat cliënten, met behulp van naastbetrokkenen, zo zelfstandig mogelijk functioneren tijdens de dagelijkse bezigheden en in de maatschappij. Er zijn meerdere begeleidingsdoelen die je kan inzetten. 

  • Structuur bieden
  • Overlaten versus overnemen
  • Gedragsverandering stimuleren
  • Motiveren

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Structuur
Structuur betekent in een vaste volgorde dingen doen. Dus dingen die zich in een bepaald terugkerend ritme herhalen. 

Een dag structuur is een vaste en herkenbare indeling van de dag met verschillende terugkerende activiteiten. Denk aan vaste tijdstippen voor het opstaan, slapengaan, eten, sporten, werken, pauze enzovoort. Op dezelfde manier is een weekstructuur een vaste indeling van de week.

Pak het boek Methodisch Begeleiden
Lees thema 9 Begeleidingsdoelen (paragraaf 9.1, structuur)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoe bied je je clienten structuur aan?
Je kunt op verschillende gebieden en manieren met cliënten werken aan structuur. Enkele vormen:

  1. Een haalbaar activiteitenschema
  2. Een goed dag-nachtritme
  3. Een gezond eet- en drinkpatroon
  4. Voldoende beweging
  5. Regelmatig sociaal contact

Benoem een voorbeeld van hoe JIJ op de BPV je cliënten structuur biedt of kan bieden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Overnemen versus overlaten
Lees onderstaande stuk:

''Overnemen als het even moet, overlaten als het weer kan''
Je moet stevig genoeg in je schoenen staan om los te laten, te vertrouwen en over te laten aan de cliënt en diens naastbetrokkenen. Het vraagt dat je zonder de directe voldoening van het ‘even snel oplossen voor de ander’ kunt. Dat je een relatie met cliënten en naastbetrokkenen aan durft te gaan, waarin je echt naast hen staat en samenwerkt.

Waarom denk je dat het belangrijk is om los te kunnen laten en soms overneemt van de ander?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Gedragsverandering stimuleren
Gedragsverandering verloopt in verschillende fasen. Een bekend model hiervoor is het gedragsveranderingsmodel van Balm, dat gedragsverandering opdeelt in zes fasen.

  • Gedragsverandering wordt ingezet om doelen te bereiken
  • Als begeleider stimuleer jij je cliënten tot gedragsverandering
  • Elke cliënt heeft een andere doel, dus andere gedragsverandering
  • Gedragsverandering kost energie en tijd. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Motiveren
Motivatie is wat iemand drijft. Iemand is gemotiveerd als hij redenen heeft om iets te gaan doen, of niet te doen. Motivatie ligt dicht bij zingeving: wat geeft iemand zin in de dag, in het leven? Motivatie is een motor voor gedragsverandering. 

1. Leg uit wat intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie betekenen.
2. Beschrijf per begrip twee voorbeelden uit de praktijk (BPV) waarin deze twee begrippen duidelijk naar voren komen. 

Tip: Maak gebruik van het boek Methodisch Begeleiden (paragraaf 9.4)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Zelfredzaamheid van de cliënt stimuleren
Als (persoonlijk) begeleider in de maatschappelijke zorg probeer je de zelfredzaamheid van je cliënten zo veel mogelijk te vergroten.

Vaak gebeurt dit op basis van de uitspraak: voordoen, samen doen en zelf doen.


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zelfredzaamheid is ...
A
Het helpen van cliënten
B
Het stimuleren van mensen om voor zichzelf te zorgen
C
Het zorgen voor jouw kat
D
Het stimuleren van mensen om alles zelf te kunnen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Zelfregie houdt in dat:
A
De cliënt zoveel mogelijk zelf zijn leven bepaalt
B
De cliënt zelf alles kan
C
De begeleider bepaalt wat de cliënt doet en hoe hij het doet
D
De cliënt onvoldoende draagkracht heeft om zelf alles te doen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat heeft zorgvrager nodig bij zelfmanagement?
A
zelfstandig wonen
B
aangesloten zijn bij lotgenoten
C
Beschikken over goede communicatie vaardigheden
D
toestemming huisarts

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Eindopdracht: procesverslag schrijven (onder stap 7)
Je gaat nu een procesverslag schrijven over je geboden ondersteuning. Hierin beschrijf je: 

  1. welke cliënt je ondersteuning hebt gegeven (persoon, ziektebeeld, beperking);
  2. hoe de leefomgeving eruit zag;
  3. wat de behoeften, mogelijkheden en krachten van de cliënt waren;
  4. welke taken en werkzaamheden je hebt uitgevoerd;
  5. bij welke taak je ondersteuning geboden hebt en wat je hebt gedaan;
  6. welke materialen en middelen nodig waren;
  7. hoe je ervoor hebt gezorgd dat de benodigde materialen en middelen beschikbaar waren;
  8. hoe je de benodigde materialen hebt ingezet (denk aan: duurzaam, veilig, kostenbewust);
  9. hoe je de cliënt de eigen regie hebt laten voeren;
  10. hoe je de zelfredzaamheid hebt gestimuleerd;
  11. wat je hebt gedaan om de leefomgeving veilig en naar wens te laten zijn.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht: Rubric 2 Verantwoordingsgesprek
Je gaat nu oefenen met verantwoorden van de geboden ondersteuning gericht op wonen en huishouden doormiddel van een gesprek met je BPV-begeleider. Hoe ga je dit gesprek aan? (de punten uit je procesverslag moet je verantwoorden in het gesprek)
  1. welke cliënt je ondersteuning hebt gegeven (persoon, ziektebeeld, beperking);
  2. hoe de leefomgeving eruit zag;
  3. wat de behoeften, mogelijkheden en krachten van de cliënt waren;
  4. welke taken en werkzaamheden je hebt uitgevoerd;
  5. bij welke taak je ondersteuning geboden hebt en wat je hebt gedaan;
  6. welke materialen en middelen nodig waren;
  7. hoe je ervoor hebt gezorgd dat de benodigde materialen en middelen beschikbaar waren;
  8. hoe je de benodigde materialen hebt ingezet (denk aan: duurzaam, veilig, kostenbewust);
  9. hoe je de cliënt de eigen regie hebt laten voeren;
  10. hoe je de zelfredzaamheid hebt gestimuleerd;
  11. wat je hebt gedaan om de leefomgeving veilig en naar wens te laten zijn.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen check
  1. Je kan benoemen wat er van je wordt verwacht voor de eindopdracht van wonen. 
  2. Je kan de eindopdracht van de module wonen zelfstandig afronden.





 - Heb jij deze doelen behaald aan het einde van deze les?
 - Hoever ben je met de eindopdracht van wonen?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Slide

Toelichting slide 20
Bespreek met de leerlingen of ze nog weten welke drie manieren je geluid kunt maken met een instrument (blazen, strijken en slaan). 
  • Welke nieuwe instrumenten hebben ze leren kennen? 
  • Welk instrument vonden ze het mooist? 
  • Zouden ze zelf ook een instrument willen spelen?