H1.4 Organellen

1.4 Organellen
  • Bespreken practica
  • Voorkennis
  • Uitleg 1.4  (+ maak een cel!)
  • Opdrachten maken
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

1.4 Organellen
  • Bespreken practica
  • Voorkennis
  • Uitleg 1.4  (+ maak een cel!)
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Slide

Verwerkingsvragen (wangslijmvlies)
3. Wat is het volgende organisatieniveau van deze wangslijmvliescellen?
4. Welke celorganellen zijn zichtbaar in de wangslijmvliescellen?
5. Welke celorganellen zijn waarschijnlijk wel aanwezig, maar niet zichtbaar met deze microscoop?
6. Waarom kun je de celwand niet zijn bij deze wangslijmvliescellen?
7. Wat is de functie van de celkern die je hebt gezien?

Slide 2 - Slide

Verwerkingsvragen (waterpest)
  1. Benoem de organisatieniveaus van waterpestcel t/m de hele plant.
  2. Welk type plastiden kon je zien in deze cellen?
  3. Welke celorganellen kon je zien in de waterpestcellen? Benoem van ieder celorganel de functie.
  4. Benoem twee verschillen tussen een waterpestcel en een wangslijmvliescel.
  5. Wat zou de functie van waterpest kunnen zijn in een ecosysteem?
  6. Welk proces vindt plaats in de bladgroenkorrels. Schrijf de reactievergelijking hiervan op.

Slide 3 - Slide


  • Wat zijn chromosomen en waar liggen ze?
  • Hoe weet een cel wat hij moet doen?
  • Wat kan een taak zijn van eiwitten?
  • Wat is een membraan?
  • Wat is eiwitsynthese?
  • Wat doet een enzym?
  • Wat is verbranding

Slide 4 - Slide

De cel
Teken een groot celmembraan op A4. 
Teken de onderstreepte onderdelen die benoemd worden in de les.

Zo bouw je de cel op.

Later schrijf je de functies van de onderdelen op de achterkant van je blad.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 1.4 deel 1
1.4.1 Je kunt een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende biologische eenheid.
1.4.2 Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.

Slide 6 - Slide

Organellen bewegen in het cytoplasma.

Celkern = kernplasma met kernmembraan. 
Chromosomen in kernplasma: lange moleculen DNA.

DNA = info voor erfelijke eigenschappen (bv. bouw/functie van cel)

Slide 7 - Slide

Endoplasmatisch reticulum

Endoplasmatisch reticulum (ER) = netwerk 
van membranen. Ruw (RER) en glad (GER).
Ruw ER: bevat ribosomen op membranen. Deze maken eiwitten (eiwitsynthese). Eiwitten worden bewerkt en verpakt in blaasjes van het RER-membraan.
Glad ER: bevat geen ribosomen. Speelt een rol bij stofwisseling in de cel (bijv. productie vetten of afbreken gifstoffen).


Slide 8 - Slide

Golgisysteem
Golgisysteem = opgestapelde membranen. Neemt de 
blaasjes op en bewerkt de eiwitmoleculen --> definitieve
 vorm --> eiwitten in nieuwe blaasjes --> afvoeren.

Sommige blaasjes moeten cel uit --> versmelten
met celmembraan en geen cel uit = exocytose.

Slide 9 - Slide

Lysosomen = blaasjes van golgisysteem die in de cel blijven. Bevatten enzymen.

Enzymen: kunnen stoffen afbreken/omzetten.

Secretie = uitscheiden stoffen.
Synthese = vorming stoffen.

Slide 10 - Slide

Mitochondriën 
Mitochondrium = hierin vindt 
verbranding van glucose plaats, 
voor energie. Heeft dubbel membraan, met sterk geplooid binnenmembraan.

Energie wordt in de vorm ATP (adenosinetrifosfaat)
gevormd. ATP-moleculen gaan vanuit 
mitochondium naar cytoplasma. Energie nodig --> ATP levert dat.

Slide 11 - Slide

Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels hebben ook een dubbel membraan met nog extra membranen binnenin gestapeld. Hierin liggen enzymen voor fotosynthese.

Slide 12 - Slide

K




Kun je uitleggen wat hier gebeurt?

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Huiswerkcontrole 1.3

Maak opdracht 33 en 34.

Klaar?
- Schrijf de functies van de getekende onderdelen achter op het A4.

Slide 14 - Slide

1.4 Organellen
  • Wat weten we nog?
  • Uitleg over 1.4 deel 2
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Schrijf op:
  1. Uit welke twee onderdelen bestaat de celkern?
  2. Wat zijn de stappen van eiwitsynthese naar eiwitsecretie? Gebruik de volgende begrippen: ribosomenendoplasmatisch reticulum, golgisysteem en exocytose.
  3. Welk proces vindt plaats in de mitochondriën?

Slide 17 - Slide

Endoplasmatisch reticulum

Ribosomen

Golgisysteem

Lysosoom


Slide 18 - Slide

Leerdoelen 1.4 deel 1
1.4.1 Je kunt een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende biologische eenheid.
1.4.2 Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt.


Pak je A4 met cel er weer bij!

Slide 19 - Slide

Membranen
Celmembranen bestaan uit een dubbele laag fosfolipiden met eiwitmoleculen (membraaneiwitten).
Membraaneiwitten: soms rol bij transport
van stoffen in/uit de cel (transporteiwit).

Fosfolipiden bewegen, dus membraan
is een vloeibaar vliesje.

Slide 20 - Slide

Membraan is in beweging

Slide 21 - Slide

Koolhydraatketens spelen een rol bij herkenning van de cel door andere cellen (zitten aan membraaneiwitten en fosfolipiden).

Soms trilharen aan buitenkant van membraan --> voor voorbeweging van de cel of verplaatsen van stoffen.

Slide 22 - Slide

Endocytose = afsnoeren van blaasjes om stoffen op te nemen.
Endosoom = blaasje dat afsnoert van celmembraan naar binnen. Kan versmelten met lysosoom (bevat enzymen) --> stoffen endosoom afgebroken. 


Welk proces is dit? -->

Slide 23 - Slide


Teken hoe een celmembraan eruit ziet op je A4. Benoem de onderdelen:
- fosfolipide
- eiwitten
- transporteiwit
- koolhydraatketen

Slide 24 - Slide

Af op maandag 16 september:
Opdr. 33 t/m 41 van 1.4


Eerst 10 min. in stilte.

Klaar?
- Vul de functies in van de onderdelen van de cel op je A4.
- Maak de context op blz. 37

Slide 25 - Slide