Kengetallen (havo H.34 en H.35)

31.1            Wat is liquiditeit?
Liquiditeit is de mate waarin een organisatie zijn korte termijn verplichtingen (kort VV) kan betalen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

31.1            Wat is liquiditeit?
Liquiditeit is de mate waarin een organisatie zijn korte termijn verplichtingen (kort VV) kan betalen.

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 31 Liquiditeit en solvabiliteit  

31.1 en 31.2   Voor het berekenen van de liquiditeitsratio's 
(current en quick ratio) is het volgende van belang:

IJzeren voorraad: dit is een minimumvoorraad van een bedrijf en telt niet mee in de vlottende activa (want altijd aanwezig)
Debiteurenkern: er is altijd een bepaald bedrag te vorderen van debiteuren, dit wordt nooit nul. Daarom telt dit deel niet mee in de vlottende activa.

Slide 2 - Slide

Current ratio = vlottende activa + liquide middelen
                                      kort vreemd vermogen
moet > 1,5 á 2 zijn. Lager dan 2 is niet persé slecht, bij bijvoorbeeld handelsbedrijf met hoge omzetsnelheid.

Quick ratio = (vlottende activa - voorraden) + liquide midd.
                                      kort vreemd vermogen
moet > 1 zijn.

Slide 3 - Slide

Ga nu maken:
Opgave 31.3

Slide 4 - Slide

Verband Vaste Activa
Beginbalans Vaste activa                               € ........
+ Investeringen in vaste activa (aanschaf)    € ........  plus
- Afschrijvingskosten in de periode                € ........   min

=  Eindbalans Vaste activa                              € ........

Slide 5 - Slide

Ga nu maken:
Opgave 31.5

Slide 6 - Slide

31.2 Cashflow = resultaat NA belasting (= nettowinst) + afschrijvingen
31.2 Solvabiliteit
= Hoe groot is het risico voor de vreemd vermogen verschaffers.
Verschillende formules met TV, VV en EV (geen gemiddelden)
TV    x 100%            >200%
VV

EV    x 100%            >100%
VV
Debt ratio:
VV    x 100%          <50%
TV   

Slide 7 - Slide

Ga nu maken:
Opgave 34.10

Slide 8 - Slide

Ga nu maken:
Opgave 34.11

Slide 9 - Slide

Hoofdstuk 31
Overige kengetallen

Slide 10 - Slide

31.3
Rentabiliteit v.h. Eigen Vermogen (REV) =
resultaat NA belasting      x 100%
    gemiddeld E.V.

Gemiddeld EV= het gemiddelde van de EV-balansposten van de beginbalans en de eindbalans  of:
de balans bestaat al uit gemiddelde cijfers, en dan moet de winst nog worden gedeeld door twee (gemiddelde tussen 0 en jaarwinst)

Slide 11 - Slide

Interest Vreemd Vermogen (IVV) =
 kredietkosten (waaronder interest)    x 100%
     gemiddeld Vreemd Vermogen

gemiddeld vreemd vermogen: gemiddelde van alle posten die onder VV vallen van de beginbalans en de eindbalans.

Slide 12 - Slide

Rentabiliteit van het Totaal Vermogen =
kredietkosten + resultaat VOOR belasting     x 100%
          gemiddeld totaal vermogen

gemiddeld TV: gemiddelde van het balanstotaal aan het begin en aan het einde van het jaar of:
als de balans al uit jaargemiddelden bestaat, dan mag de winst maar voor de helft worden meegerekend.

Slide 13 - Slide

Nu oefenen met


Opgave 35.4

Slide 14 - Slide

35.3    Beleggerskengetallen
Winst per aandeel = nettowinst / aantal geplaatste aandelen

Cashflow per aandeel = cashflow / aantal geplaatste aand.

Dividend per aandeel = dividend / aantal geplaatste aand.

slide 11: rekenvoorbeelden,  

Slide 15 - Slide

Ga nu maken:
Opgave 35.8

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link