vertelperspectief, vertelvolgorde, spanning 3

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'

VWO 3

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'

VWO 3

Slide 1 - Slide

Vorige lessen ...

... heb je een Opsporing Verzocht-tekst over de verdwijning van Saskia gemaakt. 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...

... ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met het vertelperspectief, spanning, tijdsprongen, flashbacks, terugverwijzingen en vooruitverwijzingen

... heb je hoofdstuk 2 van Het gouden ei gelezen. Hierbij heb je de begrippen die je tot nu toe hebt geleerd (inclusief die van deze les) verwerkt in de opdrachten.

Slide 3 - Slide

Omschrijving Opsporing Verzocht
- Saskia Ehlvest vermist
- Ze draagt een witte broek, een geel truitje met open rug 
-Saskia heeft rood haar.
- Voor het laatst gezien bij TOTAL-tankstation.
- Ze is voor het laatst gezien door de caissière van het winkeltje bij het tankstation.

Slide 4 - Slide

Perspectief
Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken, waarbij het perspectief steeds wisselt. Er is sprake van een hij/zij-perspectief.

H1: perspectief ligt bij Rex.

H2: perspectief ligt bij Rex. Opeens is het 8 jaar later en is zijn nieuwe vriendin Lieneke in beeld.

Slide 5 - Slide

Herschrijven
Het Gouden Ei is geschreven in de hij/zij-vorm. In deze opdracht herschrijf je een fragment van de hij/zij-vorm naar de ik-vorm. Het is misschien nodig dat je kleine gebeurtenissen verandert, weglaat of er iets bij verzint. Zorg ervoor dat jullie tekst ongeveer net zo lang is als het gekozen fragment. 

Slide 6 - Slide

De fragmenten
1. BOVENAAN EEN [...] WIELTJES VOORTROK BLZ. 8-9  

2. HAD ZE [...] ONBEHEERD STOND BLZ. 14-15  

3. DE FRANSEN […] NIET ZWEMMEN! BLZ. 30-31 


Slide 7 - Slide

Geef antwoord op de vragen
WAT VERANDERT ER ALS JE DE HIJ/ZIJ-VORM IN DE IK-VORM VERANDERT? BELEEF JE HET VERHAAL NU OP EEN ANDERE MANIER? MISSCHIEN KUN JE JE BETER INLEVEN OF JUIST NIET? WORDT HET VERHAAL SPANNENDER OF JUIST NIET? GEEF EEN ZO NAUWKEURIG MOGELIJK ANTWOORD. 

Lever het herschreven stuk + de antwoorden op de vragen in via SOM

Slide 8 - Slide

De theorie
Neem nu eerst de theorie door op slide 5 t/m 9.

De theorie gaat over:

  • vertelperspectief
  • spanning
  • tijdsprongen
  • flashbacks, vooruitverwijzingen en terugverwijzingen

Slide 9 - Slide

Vertelperspectief – blok 5, blz. 207
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

Personaal vertelperspectief / Hij-/zij-perspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 10 - Slide

Vertelperspectief – blok 5, blz. 207
Auctoriaal vertelperspectief Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen. 

Wisselend perspectief Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon.

Er kan dan ook sprake zijn van meerdere verhaallijnen. 
In elke verhaallijn draait het om andere personages en gebeurtenissen.

Slide 11 - Slide

Spanning – blok 4, blz. 157/158
Spanning Alles wat je benieuwd maakt naar het vervolg of de afloop van het verhaal.

Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd 
  • Hoofdpersoon bevindt zich in gevaarlijke situatie/omgeving.
  • Verhaal krijgt onverwachte wending.
  • Cliffhanger Onderbreking van het verhaal op een beslissend moment.

Slide 12 - Slide

Spanning – blok 4, blz. 157/158
Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
  • Open plekken Er worden vragen bij je opgeroepen. Je moet verder lezen   om te ontdekken   hoe de open plekken worden ingevuld.
  • Vermoedens De schrijver wekt vermoedens bij de lezer. Je moet verder   lezen om erachter te   komen of je vermoedens juist zijn. 
  • Uitstel De ontknoping laat op zich wachten. 
  • Informatievoorsprong De lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet.

Slide 13 - Slide

Vertelvolgorde – blok 5, blz. 204 
Chronologische vertelvolgorde met terugverwijzing
Verwijzingen naar iets wat eerder in het verhaal gebeurde.
Terugverwijzing = kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gebeurt dit in de gedachten van een personage.

Chronologische vertelvolgorde met vooruitwijzing
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van angst of hoop over de toekomst. Vooruitverwijzingen verhogen de spanning.

De vertelvolgorde wordt met terug- en vooruitverwijzingen niet onderbroken. Een flashback doet dit wel (bij een flashback is er sprake van een uitgebreide beschrijving).

Slide 14 - Slide

Lezen H2
Lees nu: Hoofdstuk 2

Leesaanwijzingen: 
Let tijdens het lezen op:
  • De setting: de ruimtes/plaatsen en de tijd
  • De personages
  • Verhaalbegin
  • Verklaringen voor de titel
  • Vertelperspectief
  • Spanning
  • De vertelvolgorde

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Je hebt hoofdstuk 1 en 2 gelezen.

Maak nu de opdrachten op de volgende slides.
Gebruik hierbij steeds de theorie in deze les en in vorige lessen.


Door middel van de opdrachten bereid jij je voor op de toets. Het is dus verstandig om deze steeds te maken.

Slide 16 - Slide

1. Ben je in hoofdstuk 2 nog meer te weten gekomen over de manier waarop de titel past bij het verhaal.
Leg uit!

Slide 17 - Open question

2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af?

Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.

Slide 18 - Open question

3. Wat kun je nog meer vertellen over de hoofdpersoon/hoofdpersonen nu je hoofdstuk 2 hebt gelezen?


Slide 19 - Open question

4. Zijn er personen bij gekomen in hoofdstuk 2? Wie en wat kun je over zijn/haar/hun rol vertellen?

Slide 20 - Open question

Einde van de les!

Hoofdstuk 1 en 2 zijn uitgeplozen! 
(als niet dan thuis lezen)
Op naar hoofdstsuk 3 in de volgende les.

Slide 21 - Slide