Basistof 1: Verbranding

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Thema 1: Verbranding en ademhaling

Basisstof 1: Verbranding

Wat gaan we vandaag doen?

Lesdoelen

Uitleg met proefje en checkvragen 1.1

Huiswerk

Bespreken

Hoe krijg ik de kaars aan?

Leerdoelen 

1. Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat
   
   
2. Je kunt koolstofdioxide aantonen met een indicator
   

Lesdoelen

Aan het einde van de les kan je...

1. Vertellen dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat
2. Je kunt het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning
   

Bij verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen. Er komt energie vrij, bijvoorbeeld warmte. Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.

Zuurstof en koolstofdioxide

Kaarsvet = een brandstof

Voor verbranding is zuurstof nodig.  Bij verbranding komt energie vrij. 

Ook ontstaan er nieuwe stoffen: water en koolstofdioxide (gassen in de lucht -> niet zichtbaar).

Bij een brandende kaars komt de energie vrij in de vorm van licht en warmte. 

Zuurstof en koolstofdioxide

Bij verbranding worden een brandstof en zuurstof omgezet in water, koolstofdioxide en energie:

brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Bij een brandende kaars komt de energie vrij in de vorm van licht en warmte. 

Verbranding in een lichaam

zuurstof

glucose

energie

Beweging van je spieren (ook het hart!)

Warmte

koolstofdioxide en water

Indicator 

Bij een brandende kaars ontstaan energie, water en koolstofdioxide. 

Koolstofdioxide kun je aantonen met helder kalkwater -> een indicator. 

Indicator

Een indicator = een stof waarmee je een andere stof aantoont. 

Helder kalkwater is dus een indicator voor koolstofdioxide. 

Wat is de brandstof bij: een kaars?

1. zuurstof
2. kaarsvet
3. hout
4. suiker

Wat is de brandstof bij: de mens?

1. zuurstof
2. kaarsvet
3. hout
4. suiker

Wat is de brandstof bij: een kampvuur?

1. zuurstof
2. kaarsvet
3. hout
4. suiker

Inspanning

Hoe meer inspanning je levert,
hoe meer brandstof en zuurstof je nodig hebt.

Hoe harder je loopt, hoe meer energie jouw cellen nodig hebben. 

Waarom sneller ademhalen bij inspanning?

Meer inspanning --> meer energie nodig --> meer zuurstof nodig

Meer inspanning --> meer energie nodig --> meer koolstofdioxide

                      brandstof + zuurstof --> water + koolstofdioxide + energie

Hoeveelheid energie 

Inspanning kost
natuurlijk energie.

Meer inspanning, 
meer calorien.

Wat is nodig voor verbranding?

Aan de slag! Thema 1.1

Wat?  Lezen va blz. 8 Maken: 1-2-3-6-7-8-9-10

Hoe?   Eerst 5 minuten voor jezelf. Daarna alleen of fluisterend samen met je buur.

Hulp?  Vragen aan je buur of de docent.

Tijd?  Tot 5 minuten voor het einde van de les.

Uitkomst, wat doen we ermee? Aan het einde van de les bespreken we de vragen. Je kan random de beurt krijgen.

Klaar? Maak online de test-je-zelf thema 1.1