28 maart, deel 7, 2f

Welkom!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
Uitleg/herhaling
Oefenen
Aan de slag

Toets inhalen: Msallam.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Verhoudingen
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden. 
Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken.

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bijvoorbeeld
Je kookt voor 6 personen, hoeveel gram noedels heb je nodig?


Eerst reken je het aantal personen om naar 1, vervolgens naar 6.

Slide 5 - Slide

Je kan ook het aantal personen omrekenen naar 2, dan vermenigvuldig je daarna met 3 in plaats van 6.

Je kan ook in een keer vermenigvuldigen met 1,5.
Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10

Slide 6 - Quiz

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.

A
A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
B
A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
C
A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
D
A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Slide 7 - Quiz

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.
Uitleg
Bij het omrekenen van inhoudsmaten kan je gebruik maken van:

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Uitleg
Voor het omrekenen van inhoudsmaten maak je gebruik van:



Hierbij geldt: 
1 liter = 1 dm3
1 kuub = 1 m3 = 1000 liter

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Zet op volgorde van klein naar groot.
234,5 cm3 4,1 dm3 0,4 m3
A
4,1dm3234,5cm30,4m3
B
4,1dm30,4m3234,5cm3
C
234,5cm30,4m34,1dm3
D
234,5cm34,1dm30,4m3

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Balk
Oppervlakte
De oppervlakte van een balk bereken je door de oppervlaktes
van alle rechthoeken op de uitslag bij elkaar op te tellen.

Inhoud
Van een balk is de inhoud:
lengte x breedte x hoogte

Slide 11 - Slide

Een kubus is een balk met gelijke zijden. De oppervlakte van een kubus is daarom makkelijker uit te rekenen. Je doet 6 x de oppervlakte van één van de vierkanten. Dus: 6 x zijde².

Deze balk is 8 cm lang, 2 cm breed en 3 cm hoog.

Bereken de oppervlakte.
A
92 cm²
B
8,6 dm²
C
68 cm²
D
46 cm²

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een balk heeft een inhoud van 24 cm³.

Wat kunnen de afmetingen van deze balk zijn?
A
lengte 2 cm, breedte 4 cm, hoogte 0,5 dm
B
lengte 3 cm, breedte 3 cm, hoogte 60 mm
C
lengte 0,6 dm, breedte 2 cm, hoogte 20 mm
D
lengte 4 cm, breedte 20 mm, hoogte 3 cm

Slide 13 - Quiz

De inhoud van een balk is lengte x breedte x hoogte.
Is deze grafiek lineair of niet?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Rechte lijn
C
Periodieke grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

timer
1:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welke formule heeft als begingetal 2?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het
begingetal?
A
60
B
40
C
20
D
Dat kan je niet weten!

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het begingetal bij deze grafiek?
A
500
B
0
C
100
D
5

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de richtingcoëfficiënt bij deze grafiek?
A
400
B
100
C
-100
D
-500

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke formule past bij deze grafiek?
A
b = 25t - 75
B
b = 75 - 25t
C
b = 25 + 75t
D
b = 75 + 25t

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Met deel 7, 2f of waar je gebleven was ! 
20 minuten effectieve tijd.
Let op: normaal is het 30 minuten!
Ik controleer het maandag. Niet af is nakomen!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe les
30 minuten effectieve tijd af voor de les. Af? Vrij !
Niet af? Dan maak je het alsnog het 2e uur op maandag.
Dan afwezig? Absent.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions