3HV - Les 3 Imperativo Afirmativo + Negativo REGULAR (7th Feb)

Programa
1. Controlamos los deberes
2. Hay/ Estar/ Ser
3. Imperativo Afirmativo
4. Imperativo Negativo
5. Deberes

1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa
1. Controlamos los deberes
2. Hay/ Estar/ Ser
3. Imperativo Afirmativo
4. Imperativo Negativo
5. Deberes

Slide 1 - Slide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 6
1-20 NL-SP

Slide 2 - Slide

HAY

Betekenis: er is/ er zijn 

(of in een vraagzin: zijn er/ is er)


- Heeft maar 1 vervoeging: Hay


Gebruik:
Als je een zin maakt waar in het Nederlands "ER IS/ ER ZIJN" wordt gezegd, wordt dit in het Spaans HAY 

- onbepaalde hoeveelheden (mucho/a, poco/a, demasiado/a, más, menos etc)
- getallen (hay 2 perros en el jardín)
- onbepaalde lidwoorden (un, una, unos, unas).


Slide 3 - Slide

ESTAR
Betekenis: Zijn/zich bevinden
Gebruik: 
- plaatsbepaling
- gevoel, stemming, emotie
- fysieke toestanden 
- uiterlijkheid
- Burgelijke staat (getrouwd, gescheiden, overleden, etc.)

Slide 4 - Slide

SER
Betekenis:  zijn
Gebruik
- vaste eigenschappen, bv lengte. 
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)

- Tijd, data, dagen en gebeurtenissen 

- Waarvan iets gemaakt is, 
- Iemand zijn eigendom

Slide 5 - Slide

Hay/Estar/Ser(zijn)
Moet je een Spaanse  zin maken met 'zijn'? Volg altijd deze top 3 :

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 6 - Slide

Comunicación
Pág. 68, ejercicios 1, 2, 3
Ej. 3

Slide 7 - Slide

Wat is de imperatief?
Imperativo = gebiedende wijs

Imperativo afirmativo = bevestigende gebiedende wijs

Imperativo negativo = ontkennende gebiedende wijs 

Slide 8 - Slide

Hoe maak je de imperatief afirmativo?
1) tú-vorm                   = 2e persoon enkelvoud van de presente  
                                      waarbij -s
2) usted-vorm           = 3e persoon enkelvoud van de presente                                                       waarbij a>e en e>a


Hablar
Comer
Vivir
Habla
Come
Vive
Usted
Hable
Coma
Viva

Slide 9 - Slide

Hoe maak je de imperatief negativo?
1) tú-vorm                   = 2e persoon enkelvoud van de presente
                                          waarbij a>e en e>a
2) usted-vorm           = 3e persoon enkelvoud van de presente                                                       waarbij a>e en e>a


Hablar
Comer
Vivir
no hables
no comas
no vivas
Usted
no hable
no coma
no viva

Slide 10 - Slide

Imperativo
Pág. 65, ej 1 
(cruzar overslaan ivm onreg)

Slide 11 - Slide

Deberes

ESTUDIAR (=leren):

Voca Unidad 6
1-30 NL-SP

Slide 12 - Slide