This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.
Gebruiksgoederen
(vaak gebruiken)
Verbruiksgoederen
(een keer gebruikt)
1. Dagelijkse uitgaven
* uitgaven die je dagelijks doet van het huishoudgeld
2. Vaste lasten
*Uitgaven die regelmatig terugkeren (huur)
3. Incidentele uitgaven
* Uitgaven die maar af en toe voorkomen (auto)