6. Describir un día de mi vida

1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Controlar los deberes
  • Traducir frases al español (juntos)
  • Hablar de tu día
  • Vamos a escuchar 
Leerdoel: Ik kan vertellen hoe een gewone dag of mijn weekend eruit ziet.

Slide 2 - Slide

los ejercicios 
1, 2 y 3
Onderstreep het juiste werkwoord
Vervoeg deze werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen de haakjes in
en la página sesenta y ocho

Slide 3 - Slide

Las respuestas
1.
a. cierra
b. cerramos
c. pide
d. duermen
e. hago
f. salgo
g. viene

2. 
pienso / piensas/ piensa/ pensamos / pensáis/ piensan
tengo / tienes / tiene / tenemos / tenéis / tienen

3.
a. duerme (Charo is een naam = zij)
b. hago
c. empiezan (las clases = meervoud)
d. salimos (mis amigos y yo = wij)
e. vuelve (mi padre = hij)


Slide 4 - Slide

Let op: 
Spanjaarden gebruiken een lidwoord voor de dagen. In het Nederlands doen we dat niet. 
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 5 - Slide

Leerdoel:
Ik ken de dagen van de week

Slide 6 - Slide

¿Qué día viene a continuación?
Martes, miércoles ...
A
lunes
B
viernes
C
jueves
D
sábado

Slide 7 - Quiz

Antes del martes está ...
(antes = voor)
A
el lunes
B
el domingo
C
el miércoles
D
el jueves

Slide 8 - Quiz

Después el jueves está ...
(después = na)
A
el martes
B
el jueves
C
el sábado
D
el viernes

Slide 9 - Quiz

¿Cuáles son los días del fin de semana?
A
el miércoles y el viernes
B
el viernes y el sábado
C
el sábado y el domingo
D
el domingo y el lunes

Slide 10 - Quiz

Hoy es ...
A
viernes
B
miércoles
C
martes
D
domingo

Slide 11 - Quiz

El tercer día de la semana es ...
A
jueves
B
martes
C
lunes
D
miércoles

Slide 12 - Quiz

2.5 Vertaal onderstaande zinnen
1. Hoe laat sta je ’s ochtends op?
2. Ik sta om half zeven op.
3. Pepe doucht om half acht 's ochtends en hij kleedt zich aan.
4. Hij maakt zijn bed op en ontbijt.
5. Om kwart over acht gaan Luis en Carmen naar school.
6. ’s middags om vier uur gaan wij terug naar huis.
7. Ik maak mijn huiswerk om 17.00 uur.
8. Om 18.20 uur dineer ik met mijn familie.
9. ’s avonds sport ik.
10. Om 22.00 uur gaan zij naar bed. 
Gebruik je woordenlijst
TIP

Slide 13 - Slide

2.5 Vertaal onderstaande zinnen
1: ¿A qué hora te levantas por la mañana?
2: Me levanto a las seis y media. 
3: Pepe se ducha a las siete y media de la mañana y se viste.
4: (Él) hace su cama y desayuna.
5: Luisa y Carmen van a la escuela a las ocho y cuarto. (tijd mag ook vooraan in de zin)
6: A las 4 de la tarde volvemos a casa. (tijd mag ook achteraan in de zin)
7: Hago mis deberes a las cinco (de la tarde).
8: A las seis y veinte ceno con mi familia. (het hele werkwoord dineren = cenar)
9: Por la noche hago deporte. (sporten is in het Spaans geen werkwoord deporter bestaat dus niet je hebt altijd het hulpwerkwoord hacer nodig. Dus sporten = hacer deporte)
10: A las diez de la noche se acuestan.

Slide 14 - Slide

¡Vamos a escuchar!
tips

Slide 15 - Slide

Luister en kies de juiste optie
klik hier om het fragment te beluisteren

Slide 16 - Slide

Luister en kies de juiste optie
klik hier om het fragment te beluisteren

Slide 17 - Slide

Luister 2x en geef aan of de zin waar of niet waar is
klik hier om het fragment te beluisteren

Slide 18 - Slide

Luister 2x en geef aan of de zin waar of niet waar is
klik hier om het fragment te beluisteren
x
x
x
x
x
x
1: excepto (behalve) dus ze staat iedere dag om half acht op. Behalve zaterdagen en zondagen. 
2: Su madre prepara el desayuno - haar moeder maakt het ontbijt. 
4: Se llama Carlos - Hij heet Carlos.
6:  Se llama Lola - Zij heet Lola

Slide 19 - Slide

Habla de tu día
Voer in tweetallen een gesprek. Vertel elkaar hoe jouw dag eruit ziet.
Hoe laat sta je op, ontbijt je, ga je naar school, eet je, maak je huiswerk, sport je, dineer je, spreek je af met vrienden, kijk je televisie, ga je naar bed…



Vertel hoe je dag eruit ziet
 Benoem: dagen, dagdelen, kloktijden, activiteiten. 
 Denk aan: por la OF de la, son las OF a las, vervoeg de werkwoorden.
Los lunes me ducho a las siete de la mañana.
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

T
A
R
E
A

F
I
N
A
L

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Werken aan de tarea final
flexlessen Spaans - OLC 1
  • Denk samen aan een goede planning en taakverdeling
  • Verdiep je in het Spaanse levens rond 1568 en 1648.
  • Bedenk samen een script. 
  • Bedenk welke geluiden er bij jullie script horen. 

Tips voor het script:
Schrijf korte zinnen. Maak gebruik van de grammatica die je tot nu toe geleerd hebt. Schrijf kloktijden meteen voluit, zodat het makkelijker te lezen is wanneer je het hoorspel inspreekt. Gebruik woordenschat uit de module. Je kan soms losse woorden opzoeken, maar zoek nooit een hele zin op.

Slide 26 - Slide

Los grupos
1. Jurre en Jasmijn 
2. Paulien en Alysha 
3. Jelle en Luuk 
4. Thijs en Mauro 
5. Isaac en Lenn
6. Kyra en Angelina 
7. Benthe en Aya 
8. Bilal en Mostafa
9.  Bram en Ties
10. Rafael en Jaden
11. Kaan, Sid en Glenn  
12. Lynn en Roos

Slide 27 - Slide

Los deberes: Tarea de escritura

De opdracht: 
Schrijf een brief waarin je vertelt hoe jouw dag eruit ziet. 
Vertel wat je 's morgens, 's middags en 's avonds doet. Vermeld de tijdstippen erbij. 
Benoem ook een activiteit die je met je vrienden doet. Vergeet niet de werkwoorden te vervoegen.

Gebruik geen google translate. Dit voorkom je door korte zinnen te
schrijven. Ook maak je gebruik van de woordenschat uit de woordenlijst.






Querido/querida (naam): 
¿Cómo estás? Yo muy bien.
...................................................
...................................................
...................................................

Un saludo,
(naam)
Je neemt het huiswerk op een los blaadje 
(getypt of geschreven) mee naar de volgende les!
viernes el dieciocho de febrero / vrijdag 18 februari 

Slide 28 - Slide