2.3 Wie leent, maakt schulden deel 2

H2 Geld genoeg


§ 2.1 Hoe geef jij je geld uit?
§ 2.2 Ga je sparen of beleggen?
§ 2.3 Wie leent, maakt schulden deel 2
§ 2.4 Geld moet rollen!
In de toetsweek: TT H1+H2
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2 Geld genoeg


§ 2.1 Hoe geef jij je geld uit?
§ 2.2 Ga je sparen of beleggen?
§ 2.3 Wie leent, maakt schulden deel 2
§ 2.4 Geld moet rollen!
In de toetsweek: TT H1+H2

Slide 1 - Slide

In deze les leer je:
- welke verschillende soorten consumptieve 
   leningen bij de bank of leverancier er zijn;
- over de hypothecaire lening.


GOAL!

Slide 2 - Slide

volgende slide: video 2
Consumptief krediet
Hypothecaire lening
=
lening voor de aankoop van een consumptiegoed, 
bijv. een auto.
=
lening voor de aankoop van een onroerend goed, 
bijv. een huis

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Vormen van consumptief krediet
bij een bank
bij een leverancier

Slide 5 - Slide

Vormen van consumptief krediet
bij een bank
bij een leverancier
Persoonlijke lening
vaste looptijd en vaste rente
Doorlopend krediet
opnemen tot kredietlimiet, variabele rente
Salariskrediet
op je betaalrekening, hoge rente, afh. van salaris

Slide 6 - Slide

Vormen van consumptief krediet
bij een bank
bij een leverancier
Persoonlijke lening
vaste looptijd en vaste rente
Doorlopend krediet
opnemen tot kredietlimiet, variabele rente
Salariskrediet
op je betaalrekening, hoge rente, afh. van salaris
Koop op afbetaling
terugbetalen in termijnen, hoge rente
Privat lease
vast termijnbedrag, artikel is niet jouw eigendom

Slide 7 - Slide

Voor de aankoop van een onroerend goed, bijv. een huis.             

Het huis dient als onderpand.




De bank kan het huis verkopen als de aflossing en rente niet worden betaald.
Hypothecaire lening = hypotheek

Slide 8 - Slide

Omdat het onroerende goed dient als onderpand is de            
                                                 hypotheekrente  lager  /  hoger



Belastingvoordeel: de hypotheekrente (dus niét de aflossing) is aftrekbaar van de inkomstenbelasting! Zie § 6.1.
lager  dan de rente van een consumptief krediet
Hypothecaire lening = hypotheek

Slide 9 - Slide

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 10 - Slide

Wat is géén leenmotief?
A
Tijdelijk geldtekort
B
Onverwacht geldtekort
C
Voor de rente
D
Voor een huis

Slide 11 - Quiz

Je leent € 1.000 met een looptijd van 12 maanden en betaalt in maandtermijnen van € 100.
Wat zijn de totale kredietkosten?
A
€ 2200
B
€ 1200
C
€ 1000
D
€ 200

Slide 12 - Quiz

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Koop op afbetaling
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 13 - Quiz

Bij welke kredietvorm mag je het afgeloste bedrag steeds weer opnieuw lenen?
A
Hypotheek
B
Koop op afbetaling
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 14 - Quiz

Juist of onjuist?
Als je een hypotheek afsluit, heb je altijd een onderpand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Welke rente is hoger?
A
de hypotheekrente
B
de rente van een doorlopend krediet

Slide 16 - Quiz

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
Hypotheekaflossing
B
Hypotheekrente + hypotheekaflossing
C
Onderpand + hypotheekrente
D
Hypotheekrente

Slide 17 - Quiz

Aan het werk
Zelf nakijken via Magister ELO Studiewijzers
Ma 2 okt. TT H1+H2
Maken: § 2.3
opg. 8 t/m 12 (blz. 52)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video