Unit 3 BK year 2 grammar practice

THIS / THAT / THESE / THOSE


Als je iets aanwijst, gebruik je in het Engels this / that / these / those.
this book = dit boek

that book = dat boek

these books = deze boeken

those books = die boeken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Engels

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

THIS / THAT / THESE / THOSE


Als je iets aanwijst, gebruik je in het Engels this / that / these / those.
this book = dit boek

that book = dat boek

these books = deze boeken

those books = die boeken

Slide 1 - Slide

This / That

This phone here is new = Deze telefoon hier is nieuw.

That phone over there is old = Die telefoon daarginds is oud.


This gebruik je voor één persoon of ding dichtbij.

That gebruik je voor één persoon of ding verder weg.

Slide 2 - Slide

These / Those 

These phones here are new = Deze telefoons hier zijn nieuw.
Those phones over there are old = Die telefoons daarginds zijn oud.


These gebruik je voor meer dingen of personen dichtbij.

Those gebruik je voor meer dingen of personen verder weg.

Slide 3 - Slide

Zie je die vogel daar.
Do you see ___________ bird over there?
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 4 - Quiz

Ken jij die aardige meisjes daar?
Do you know __________nice girls over there?
A
these
B
those
C
that
D
this

Slide 5 - Quiz

Ik ben deze tijdschriften aan het lezen.
I'm reading ____________ magazines.
A
These
B
That
C
Those
D
This

Slide 6 - Quiz

Is dit stripverhaal grappig?
Is ______________ cartoon funny?
A
These
B
This
C
Those
D
That

Slide 7 - Quiz

Ik heb een hekel aan deze soep.
I hate _________ soup.
A
This
B
That
C
Those
D
These

Slide 8 - Quiz

Maar ik vind die hamburgers lekker.
But I like _____________ burgers.
A

Slide 9 - Quiz

Look here, ________ shoes are amazing.
A
This
B
That
C
Those
D
These

Slide 10 - Quiz

Can you see _____________ people in the back?
A
This
B
That
C
Those
D
These

Slide 11 - Quiz

__________ song is for you, Chris!
A
This
B
That
C
Those
D
These

Slide 12 - Quiz

Do you like the colour of ___________ bike over there?
A
This
B
That
C
Those
D
These

Slide 13 - Quiz

I can't read _____________ small letters here.

Slide 14 - Open question

_____ boy in your class, Rick, is a good piano player.

Slide 15 - Open question

Wil je wat van die groenten daar?
Do you want some of ______ vegetables over there?

Slide 16 - Open question

Sue vindt deze liedjes echt leuk.
Sue really likes _________ songs.

Slide 17 - Open question

Hoe heet die jongen daar?
What is the name of _________ boy over there?

Slide 18 - Open question

Het is koud vanochtend.
It's cold _____________ morning.

Slide 19 - Open question

Jake, dit cadeau is voor jou. Gefeliciteerd met je verjaardag!
Jake, __________ present is for you. Happy birthday!

Slide 20 - Open question