16. Januar 2024 / Kapitel 4 Tiere / Werkwoorden tegenwoordige tijd/ C Hören

Startaufgabe

Wie heißen diese Tiere auf            Deutsch?                      


timer
4:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Startaufgabe

Wie heißen diese Tiere auf            Deutsch?                      


timer
4:00

Slide 1 - Slide

Der Fisch
Die Kuh
Die Schildkröte
Die Schlange

Slide 2 - Slide

die Hausaufgaben
Gemacht:
Aufgabe 18 und 19 zu Kapitel 4 Teil E Grammatik
Gelernt:
Lernliste N-D bis 'de wolf'
Kapitel 4 Lernliste D-N Teil A und C
Wiederholen:
Lernliste Kapitel 1 und 2 D-N










































Gemacht worden von (>70%):

Lieke und Meyar

Slide 3 - Slide

Werkwoorden
intro

Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les

- ken je de regels over het vervoegen van de zwakke werkwoorden
- kun je een eenvoudig interview over huisdieren begrijpen 

Wie?

Hören
Erklären
üben

Slide 5 - Slide

Wiederholen
1 Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?
2 Wat zijn de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in Duits?
3 Voor welke werkwoorden zijn er uitzonderingen? 

Slide 6 - Slide

werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en

Slide 7 - Drag question

wohnen (ich)
1/9
uitleg/antwoord
wohnen -> 
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohne
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 8 - Quiz

machen (ihr)
2/9
uitleg/antwoord
machen -> 
stam = mach ->
ihr = -t ->
macht
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 9 - Quiz

rudern (du)
3/9
uitleg/antwoord
rudern -> 
stam = ruder ->
du = -st ->
ruderst
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt

Slide 10 - Quiz

Samenvatting
Basisregel:  stam + uitgang

standaard uitgangen:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
3 uitzonderingen + oplossing:

  1. stam op -t/-d -> extra 'e' bij du/er/ihr
  2. stam op sis-klank -> bij 'du' geen st maar t
uitleg

Slide 11 - Slide

melden (du)
1/10
uitleg/antwoord
warten -> 
stam = wart ->
ihr = -t -> extra e nodig
wartet
A
meld
B
melden
C
meldet
D
meldest

Slide 12 - Quiz

warten (ihr)
2/10
uitleg/antwoord
warten -> 
stam = wart ->
ihr = -t -> extra e nodig
wartet
A
wart
B
warten
C
wartet
D
wartent

Slide 13 - Quiz

heißen (du)
3/10
uitleg/antwoord
heißen -> 
stam = heiß ->
du = -st -> de s vervalt
heißt
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heißenst

Slide 14 - Quiz

reden (Jamila)
4/10
uitleg/antwoord
reden -> 
stam = red ->
Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra e nodig
redet
A
redt
B
redst
C
redest
D
redet

Slide 15 - Quiz

Aufgabe Hören
zusammen:
Aufgabe 11 zu C Hören (Kapitel 4)

Slide 16 - Slide

Ik denk dat ik de luistertoets goed zal maken
A
ja
B
nee
C
Als ik meer oefen wel
D
Ik twijfel nog

Slide 17 - Quiz

die Hausaufgaben
Gemacht:
  • Aufgabe 12 und 13 zu Kapitel 4 Teil C Hören
Gelernt:
  • Lernliste N-D bis 'de groente'
  • Kapitel 4 Lernliste D-N Teil A und C
Wiederholen:
  • Lernliste Kapitel 1, 2 und 3 D-N










































Slide 18 - Slide

slotwoord

Slide 19 - Slide