3 mavo - online les - fictie en poëzie voor toetsweek - les 1

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wie deden wat, waar, stiekem?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Is dit verhaal realistisch? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Wie is de hoofdpersoon? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Vind je dit verhaal spannend? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Noem 1 karaktereigenschap van de hoofdpersoon. Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Beoordeel de schrijfstijl op 1 punt. Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open question

Ik snap de theorie en vraagstelling van fictie:
A
Helemaal
B
Bijna helemaal
C
Niet, ik ga woensdag weer meedoen
D
Helemaal/bijna helemaal en ik ben er woensdag ook.

Slide 23 - Quiz

Poëzie

Doelen:
*Je weet welke kenmerken poëzie heeft.
*Je kent het verschil tussen eindrijm, beginrijm en klankrijm.
*Je kunt het rijmschema in een gedicht benoemen.

Slide 24 - Slide

Kenmerken van poëzie
1. De dichter verwoordt een gevoel of idee
2. De dichter brengt zijn boodschap op een bijzondere manier, door middel van ritme, klank of betekenis.
3. Het gaat niet om pagina's (en om het vullen van bladzijdes), maar om de lengte van de regels.
4. Wordt gebruik gemaakt van figuurlijk taalgebruik of woordgrapjes


Slide 25 - Slide

Bladspiegel is anders

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

De laatste woorden van een 
regel rijmen op elkaar

Slide 28 - Slide

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een zak patat of toch liever frikandel,
Nou, Sint wist het wel!
B.
Sint liep te denken,
Een zak patat of toch liever frikandel,
Poeh, denken dat kon Sint wel!
Wat moest hij jou schenken?

C.
Sint liep te denken
Een zak patat of een frikadel
Wat moest hij jou schenken
Nou, Sint wist het wel!
gepaard rijm
omarmend rijm
gekruist rijm
abab
aabb
abba

Slide 29 - Drag question

Assonantie
Klankrijm (assonantie): veel woorden in het gedicht hebben dezelfde klank.

Bijvoorbeeld: De ochtend raakt je aan in licht en nauwelijks merkbaar gapen 

In het voorbeeld hierna in het rood

Slide 30 - Slide

Alliteratie
Beginrijm (alliteratie): veel woorden in het gedicht beginnen met dezelfde letter.

Bijvoorbeeld: Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan

In het voorbeeld hierna in het blauw

Slide 31 - Slide

Klankrijm (assonantie): veel woorden in het gedicht hebben dezelfde klank.

Bijvoorbeeld: De ochtend raakt je aan in licht en nauwelijks merkbaar gapen 

In het voorbeeld hierna in het blauw
Rood: assonantie (klankrijm)

Blauw: alliteratie (beginrijm)

Slide 32 - Slide

Oogrijm
Oogrijm: het lijkt alsof de woorden rijmen, maar als je het gedicht hardop leest, dan klopt het rijm niet.

Bijvoorbeeld: 
De dames van de Bangles,
hoeven nooit op zangles. 

Slide 33 - Slide

De man uit Waddinxveen, woont zijn hele leven al alleen.
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm
D
Beginrijm

Slide 34 - Quiz

Mijn konijn is een fijne knuffel,
gelukkig is het geen buffel.
A
Eindrijm
B
Alliteratie (beginrijm)
C
Assonantie (klinkerrijm)

Slide 35 - Quiz

De reiger zei blij: "Hij zei jij!"

Dit is:
A
Eindrijm
B
Alliteratie (beginrijm)
C
Assonantie (klinkerrijm)

Slide 36 - Quiz

De mUIs gaat naar hUIs.
(Het gaat om de 2x ui)
A
alliteratie
B
assonantie
C
Eindrijm
D
beginrijm

Slide 37 - Quiz

Assonantie
Alliteratie
Broederliefde – Nightvision
Laat ze zien wat we zagen
Shit we vertragen
Achter de ramen net als vazen
Rij rij rij, maar mijn glazen zijn beslagen

Broederliefde – Niet meer terug
Armoede was vroeger
toen het zo begon
Roeien met de riemen
toen ik op de bodem stond
Kwam zoek en zag woede en ik overwon
Want je koestert als je moeilijk in die motion komt


Slide 38 - Drag question

Ik snap de theorie en vraagstelling van poëzie:
A
Helemaal
B
Bijna helemaal
C
Niet, ik ga woensdag weer meedoen
D
Helemaal/bijna helemaal en ik ben er woensdag ook.

Slide 39 - Quiz