21 april 2023
1 / 42
Lesson duration is: 120 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Hoe heet onze koning?
A
Willem
B
Willem-Alexander
C
Alex
D
Xander
Slide 28 - Quiz
Hoe oud wordt koning Willem-Alexander?
A
55 jaar
B
66 jaar
C
46 jaar
D
56 jaar
Slide 29 - Quiz
Op welke dag vieren we Koningsdag ?
A
23 april
B
25 april
C
27 april
D
30 april
Slide 30 - Quiz
Hoe heet de "stoel" van de koning?
A
de kroon
B
de zetel
C
de stoel
D
de troon
Slide 31 - Quiz
In welk jaar is Willem-Alexander Koning van Nederland geworden?
A
2010
B
2013
C
2014
D
2020
Slide 32 - Quiz
Waar woont de koninklijke familie?
A
Den Haag
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Leiden
Slide 33 - Quiz
Wie is dit?
A
De tante van Willem-Alexander
B
De vrouw van Willem-Alexander
C
De moeder van Willem-Alexander
D
De oma van Willem-Alexander
Slide 34 - Quiz
Wat is haar naam?
A
Koning Beatrix
B
Koningin Beatrix
C
Prinses Beatrix
D
Prins Beatrix
Slide 35 - Quiz
Hoe heten de dochters van Willem-Alexander en Máxima?
A
Alexandra, Alexa en Alexis
B
Beatrix, Juliana en Wilhelmina
C
Anna, Catharina en Victoria
D
Amalia, Alexia en Ariane
Slide 36 - Quiz
Uit welk land komt koningin Máxima?
A
Brazilië
B
Argentinië
C
Mexico
D
Paraguay
Slide 37 - Quiz
Wat is de hoofdstad van Nederland?
A
Den Haag
B
Amsterdam
C
Utrecht
D
Maastricht
Slide 38 - Quiz
In welke provincie ligt onze hoofdstad?
A
Zuid-Holland
B
Noord-Holland
C
Utrecht
D
Gelderland
Slide 39 - Quiz
Hoe heet het Nederlandse volkslied?
A
Wilhelmus
B
Lied der Nederlanden
C
Prins van Oranje
D
Prinsenmars
Slide 40 - Quiz
Wat doen kinderen op de basisschool vandaag?
A
Zij doen de koningsspelen.
B
Zij spelen buiten.
C
Zij dragen oranje kleding.
D
Zij doen spelletjes.
