Toptaal A1A2 10 mei



De woorden van thema 13, taak 3
werkwoorden
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



De woorden van thema 13, taak 3
werkwoorden

Slide 1 - Slide

De temperatuur in huis moet ...................... 14 graden zijn.
A
eenvoudig
B
de verwarming
C
minimaal
D
de graad

Slide 2 - Quiz

Herman draagt een ...................... jas. Dat is lekker zacht en warm.
A
wollen
B
uitdoen
C
verstandige
D
´s winters

Slide 3 - Quiz

De ochtend na het feest stonden de ..................... borden nog op het aanrecht.
A
onder
B
korte
C
vullen
D
vuile

Slide 4 - Quiz

De dochter van Jasmijn komt ...................... op 15 mei aan op Schiphol.
A
eenvoudig
B
waarschijnlijk
C
de gang
D
kort

Slide 5 - Quiz

In de zomer ...................... we de verwarming ....................
A
uitzetten, doen
B
uit, gezet
C
zetten, uit
D
zet, uit

Slide 6 - Quiz

Het is ...................... om een warme jas mee te nemen, want de avonden zijn nog koud.
A
wol
B
verstandig
C
merken
D
uitdoen

Slide 7 - Quiz

Ik betaal nu gemiddeld een ..................... meer voor de boodschappen dan een jaar geleden.
A
tientje
B
merken
C
minimaal
D
besparen

Slide 8 - Quiz

Je kan best wat ..................... onder de ....................... staan.
A
´s winters, uitdoen
B
korter, douche
C
halfvol, merken
D
uitdoen, kort

Slide 9 - Quiz

Wat ...................... je van de crisis?
A
merk
B
merkt
C
gemerkt
D
merken

Slide 10 - Quiz

Zet de ..................... nu maar eens twee ........................ lager.
A
graad, temperatuur
B
temperatuur, uitdoen
C
verwarming, graden
D
verwarming, verstandig

Slide 11 - Quiz

We moeten allemaal energie .......................
A
uitdoen
B
minimaal
C
uitzetten
D
besparen

Slide 12 - Quiz




Werkwoorden in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd.

Slide 13 - Slide

Heeft Robin een nieuwe koelkast ....................? (voltooide tijd)
A
koopt
B
gekoopt
C
kocht
D
gekocht

Slide 14 - Quiz

Leon .................. gisteren twee jaar geworden.
A
is
B
bent
C
heeft
D
gehad

Slide 15 - Quiz

Je moet een kaartje ......................
A
koopt
B
gekocht
C
kopen
D
koop

Slide 16 - Quiz

Jullie ..................... veel thee ................... (voltooide tijd)
A
heeft, dronken
B
hebben, gedronken
C
zijn, gedronken
D
bent, drinken

Slide 17 - Quiz

De kaarsen hebben lang .................... (voltooide tijd)
A
gebrand
B
brandt
C
branden
D
gebrend

Slide 18 - Quiz

Monica ............... lang in Spanje gebleven.

Slide 19 - Open question

Wij hebben overal naar de sleutels .................. (zoeken voltooide tijd)

Slide 20 - Open question

Jullie .................. laat naar school ................ (gaan, voltooide tijd)

Slide 21 - Open question

Als kind .................. Gerwin veel ................... (sporten, voltooide tijd)

Slide 22 - Open question

Diana en Paul ............. met hun advocaat .............. (spreken, voltooide tijd)

Slide 23 - Open question

Mijn vader ................... vaak aan mijn moeder ................... (denken, voltooide tijd)

Slide 24 - Open question

Verleden tijd

Als de stam niet eindigt op S,F,T,K,P,CH,X:
enkelvoud - de 
meervoud - den

Als de stam eindigt op S,F,T,K,P,CH,X:
enkelvoud -te
meervoud -ten

Slide 25 - Slide

We .................... mijn schoonmoeder een bos bloemen. (sturen)

Slide 26 - Open question

Vroeger .................... de kinderen de letters met het leesplankje. (leren)

Slide 27 - Open question

Welk recept ....................... jij vorig jaar met Pasen? (maken)

Slide 28 - Open question

Paul ........................ naar de bushalte, maar kwam toch te laat aan. (sprinten)

Slide 29 - Open question

Hoeveel ...................... je in 2017 voor de benzine? (betalen)

Slide 30 - Open question

Hoe vaak ...................... ze naar haar moeder? (bellen)

Slide 31 - Open question

Jullie ................... die verhalen niet voor het eerst. (horen)

Slide 32 - Open question

De toeschouwers ........................ toen ze het lied hoorden. (huilen)

Slide 33 - Open question

De cursisten ........................ direct op alle vragen. (antwoorden)

Slide 34 - Open question