schrijfexamen Bereid je voor op het instellingsexamen schrijven 2F 14 sept KPB

Schrijven op je werk

1 / 42
next
Slide 1: Open question
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Schrijven op je werk

Slide 1 - Open question

Het Schrijfexamen
  • Het schrijfexamen 2F
  • donderdag 11 april 2024 0m 10:30 uur
  • Lokaal volgt nog in je schoolmail

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • Weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • Ken ik de Beoordelingscriteria van het schrijfexamen

Slide 3 - Slide

Instellingsexamen Schrijven 2F
  • Locatie Alkmaar, kom op tijd! ID kaart en studentenkaart
  • Datum van afname: donderdag 11 april 2024 om 10:30, het lokaal volgt nog
  • Uitnodiging via de schoolmail
  • Hoofdtelefoon met een snoertje, pen en papier, woordenboeken (woordenboek is aanwezig bij het examen)
  • Tijd: 60 minuten voor 3 opdrachten
  • Uitslag, herkansing 

Slide 4 - Slide

Mogelijke opdrachten

Slide 5 - Slide

Kenmerken van het examen
  • 3 schrijfopdrachten
  • brief, e-mail, verslag, formulier, kort bericht
  • Voorbeelden: e-mail vriend mening opleiding, formulier aanmelding open dag bedrijf, brief bedrijf stage lopen, bericht sportdag aan studenten en docenten
  • Opdrachten: 2 leuke en 2 minder leuke dingen, 2 redenen open dag, informatie praktische zaken 

Slide 6 - Slide

Beoordeling
  • Precondities:  Nederlands, leesbaar, 80% inhoud
  1. Samenhang
  2. Afstemming op doel
  3. Afstemming op publiek
  4. Woordenschat en woordgebruik
  5. Spelling, leestekens en grammatica
  6. Leesbaarheid

Slide 7 - Slide

1. Samenhang (structuur)
  • Opbouw: inleiding, kern (middenstuk), slot
  • Verwijswoorden, signaalwoorden
  •  Alinea's

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

2. Afstemming op doel (inhoud)
  • Doel: informeren, instrueren of overtuigen
  • Let op! feiten, instructie of mening
  • Gebruik niet alles door elkaar 

Slide 10 - Slide

3. Afstemming op publiek
  • Stemt woordgebruik af op publiek
  • Stemt toon af op publiek 

Slide 11 - Slide

4. Woordenschat 
  • Varieert het woordgebruik
  • Niet steeds dezelfde woorden 
  • Voorzetsels correct

Slide 12 - Slide

5. Spelling, leestekens, grammatica

  • Goede zinnen, niet te lang
  • Leestekens, hoofdletters, punten, uitroepteken, vraagteken
  • Spelling, paar foutjes mag

Slide 13 - Slide

6. Leesbaarheid (structuur)
  • Titel, tekst kopjes/ tussenkopjes (subonderwerpen)
  • Brief/ e-mail: juiste aanhef bovenaan, onderaan groet en naam

Slide 14 - Slide

Opdracht
  • Zoek de fouten in het verslag.
  • Werk in tweetallen.
  • Volgende dia staat de opdracht.
  • Je mag schrijven op het papier.

Slide 15 - Slide

Oefen opdracht
Je schrijft een verslag over je stage. In je verslag schrijf je:
  • waar je stage loopt;
  • wat je doet op stage (2 werkzaamheden);
  • wat je leuk vindt op stage (1 leuke kant)
  • wat je minder leuk vindt op stage (1 minder leuke kant)
    Inleiding, middenstuk, slot. Titel en je eigen naam

Slide 16 - Slide

Bereid je voor op het instellingsexamen Schrijven 2F

Schrijven
- Schrijven 1: Korte teksten schrijven­ ‑> Alles
- Schrijven 2: Langere teksten schrijven -> 2.1, 2.3 en 2.5
- Schrijven 3: Corresponderen -> Alles
Formuleren
- Formuleren 1: Samenhang in de tekst-> Alles
- Formuleren 2: Fouten voorkomen (zelfstandig


Slide 17 - Slide

Stof
Schrijven
- Schrijven 1: Korte teksten schrijven­ ‑> Alles
- Schrijven 2: Langere teksten schrijven -> 2.1, 2.3 en 2.5
- Schrijven 3: Corresponderen -> Alles
Formuleren 
- Formuleren 1: Samenhang in de tekst-> Alles
- Formuleren 2: Fouten voorkomen (zelfstandig)
Spelling (zelfstandig)
- Spelling 1: Werkwoordspelling -> alles
- Spelling 2: Spellingsregels -> alles
- Spelling 3: Hoofdletters en leestekens -> alles
- Spelling 4 : Lastige woorden -> alles
Trainers werkwoordspelling -> in de hoofdstukken van Grammatica

Slide 18 - Slide

Maken
Thema: Examentraining
Bereid je voor op het instellingsexamen Schrijven 2F
Het Centraal Examen Lezen/Luisteren 2F.
Lezen hoofdstuk 1, 2, 3 en 4 (Lez1 t/m Lez4 online)
Luisteren hoofdstuk 1 en 2 (Lui1 t/m Lui2 online)
Woordenschat hoofdstuk 3 (Ws3 online)
Woordenschat hoofdstuk 1 (Ws1 online)
Woordenschat hoofdstuk 2 (Ws2 online)


Woordenschattrainers -> in de hoofdstukken van woordenschat


Slide 19 - Slide

Advertentie

Slide 20 - Slide

Evalueren
Aan het eind van de les:
  • herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • ken ik de beoordelingspunten van het schrijfexamen

Slide 21 - Slide

Stel je vraag over het schrijfexamen.

Slide 22 - Open question

Theorie
In een advertentie geef je kort en duidelijk aan wat je wilt verkopen. Je zet een advertentie op internet, in een tijdschrift, in een krant of je hangt hem op in de supermarkt.

Zo maak je een advertentie
• Zet als titel boven de advertentie de woorden Te koop of Aangeboden.
• Geef kort informatie: hoe ziet het eruit? Wat is er opvallend aan? Wat kun je er allemaal mee?
• Gebruik ook woorden waarmee je mensen enthousiast maakt, zoals: Nergens goedkoper!, Spiksplinternieuw!
• Noem de prijs.
• Heb je genoeg ruimte? Gebruik dan een afbeelding.
• Zet onder je advertentie je naam en je telefoonnummer of e-mailadres.

Slide 23 - Slide

We kijken zo naar 2 advertenties.. wat valt je op?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat is je opgevallen?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Welke advertentie vind jij duidelijker?
A
B

Slide 28 - Quiz

Hoe schrijf ik een email
Na deze les weet je hoe je een email moet schrijven 
en weet je waar je op moet letten. 

Slide 29 - Slide

formeel of informeel
u                                                                                               jij, je en jou
Geachte heer/mevrouw,                                               Hoi Ella,
Met vriendelijke groet,  Hoogachtend,                   groetjes,
meedelen                                                                            vertellen
verzoeken                                                                            vragen
tot onze spijt/ helaas                                                      sorry/jammer
deelnemen                                                                          meedoen

Slide 30 - Slide

Uitspraak Formeel of Informeel

Met mij is alles prima.

Geachte heer

Wat ik nog effe wil zeggen is….

Langs deze weg wil ik u het volgende voorstel doen.

Laat je even wat van je horen?

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

 

Slide 31 - Slide


Haaai meneer de directeur,

Ik vindt het niet chill dat we tijdens de pauze niet van het plein af mogen. Hoe ga je dat oplossen?

Groetjes, Robin

Slide 32 - Slide

Een e-mail is in feite een brief die je elektronisch verstuurd. 


Let op de volgende zaken:

Slide 33 - Slide

 Geef duidelijk het onderwerp aan
Vertel in 1 of 2 woorden waar je email over gaat. 

- verzoek
-mededeling
- klacht

Slide 34 - Slide

Schrijf boven elk bericht, hoe kort ook, een aanhef

Beste mevrouw Rietkerk,
of
Geachte mevrouw Rietkerk,
of
Geachte meneer/mevrouw,

Slide 35 - Slide

Schrijf je verhaal
alinea 1 / inleiding
Soms moet je eerst vertellen wie je bent.
Leg uit waarom je de email stuurt.

Slide 36 - Slide

schrijf je verhaal
alinea 2 / middenstuk

Leg uit wat er aan de hand is. Geef hier de feiten. 

Slide 37 - Slide

schrijf je verhaal
laatste alinea / slot

Vertel wat je wil bereiken. 
afsluitende zin.

Slide 38 - Slide

Onderteken elk bericht.
 


Met vriendelijke groet,
Marit Dekker

Kerskottenhorst 13
7531 MD Enschede

Slide 39 - Slide

Maak een schrijfplan
Lees de opdracht goed door. 
Noteer: - Wat is de aanhef (naar wie verstuur je de email)?
- Welke informatie zet ik in de inleiding?
- Welke informatie zet ik in de kern?
- Welke informatie zet ik in het slot?
- Heb ik nu alle onderdelen gebruikt? 

Slide 40 - Slide

Controleer op spelfouten
-

Gebruik de spellingchecker, maar controleer ook zelf op fouten. De spellingchecker haalt niet alle fouten uit je bericht!

Slide 41 - Slide

Vaste indeling:
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
4.  Aanhef (Geachte...),
5. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot
6. Slotgroet (Met vriendelijke groet,)
7. Ondertekening (Handtekening + naam)

Zet een

witregel

tussen de onderdelen

Slide 42 - Slide