Review chapter 6 grammar

Grammar Review
Present simple vs present continuous
vergelijkingen 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammar Review
Present simple vs present continuous
vergelijkingen 

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Gewoonte
B
Hobby
C
Waarheid/feit
D
Iets dat langere tijd of permanent is

Slide 2 - Quiz

Present Simple / Continuous:
My dad ... (work) tonight.

Slide 3 - Open question

Vul in: present simple / continuous
Water ........ (boil) at 100 degrees.

Slide 4 - Open question

Present Simple / Continuous:
My dad ... (not work) at H&M.

Slide 5 - Open question

Vul in: present simple / continuous
My colleague .......... (take - always) really long breaks.

Slide 6 - Open question

Vul in: present simple / continuous
He ....... (brush) his teeth twice a day.

Slide 7 - Open question

Vul in: present simple / continuous
Look, they ....... (feed) the animals.

Slide 8 - Open question

Present Simple / Continuous:
The plane ... (leave) as we speak.

Slide 9 - Open question

Wanneer pas je de SHIT-rule toe?
A
I, you
B
We, they
C
She/he/it

Slide 10 - Quiz

Vind de fout: Kate like to eat an apple
A
eat
B
like
C
an

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Iets is nu aan de gang
B
Je bent NU iets aan het doen
C
Iets gebeurt nu
D
Alle drie de antwoorden zijn waar

Slide 12 - Quiz

Staat in deze zin de continuous?
Look! The clouds are moving fast.
A
True
B
False

Slide 13 - Quiz

Hoe maak je een vraag in de present continuous?
A
Do/does toevoegen
B
Gewoon een vraagteken achter de zin zetten
C
onderwerp en de vorm van "to be" omdraaien

Slide 14 - Quiz

Zet in de present continuous:
(listen) We ____ to the teacher now.

Slide 15 - Open question

Review vergelijkingen

Slide 16 - Slide

Wat zijn de vergrotende/overtreffende van "hot"?
A
hoter - hotest
B
hotter - hottest
C
hottier - hottiest

Slide 17 - Quiz

Vergrotende van het woord Big
A
Biger
B
More big
C
Biggest
D
Bigger

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de vergrotende/overtreffende van "nice"?
A
nicier - niciest
B
niceer - niceest
C
nicer - nicest

Slide 19 - Quiz


Gebruik vergrotende of overtreffende trap en gebruik het woord tussen haakjes.
That's the .......... (weak) excuse I've ever heard!
A
weaker
B
weakest
C
more weak
D
most weak

Slide 20 - Quiz